willen zijn en als latere historici hem dat hebben gemaakt, dan heeft hij dat zich laten aanleunen. Jacques Perk was de eigenlijke pionier en Kloos is van den aanvang af de voornaamste dichter van de generatie van '80 geweest en is het gebleven.
Toen ik in het einde van '83 beladen met ideeën over een nieuwe literatuur uit Parijs kwam en in Amsterdam kennis maakte met de jonge Hollandsche schrijvers, in wier hersens de nieuwe ideeën aan het gisten waren, kon ik in geen mijner nieuwe bekenden een leider ontdekken. Wij zochten aan elkaar onze eigen gedachten en gevoelens duidelijk te maken, maar daar bleef het bij. Ik heb al eens gezegd, dat wij drukke praters waren. Iedereen zei: ‘Zóó zie ik het in... Zóó ben ik...’, maar niemand heeft den ander veel beïnvloed. Wel zag Verwey in het begin in Kloos een leermeester; hij was toen nog heel jong, nauwelijks achttien jaar, maar spoedig ontwikkelde zich zijn individualiteit en hij vond zijn eigen geluid, dat mij zeer origineel leek. Ik meen mij te herinneren, dat ik het voor mijzelf noemde ‘het Bijbelsche geluid’. Zonder twijfel inspireerde hij zich veel op de lectuur van den Staten-bijbel.
Hoewel ik alle polemiek uit deze herinneringen wil houden, die ik opschreef voor mijzelf, om voor mijzelf het voorbijgegane te herleven, zie ik mij nog verplicht te protesteeren tegen de enormiteit van Donkers bewering als zou ‘het proza van Verwey, v. Eeden, v.d. Goes, Paap, v. Deventer en anderen voor een goed deel door het voorbeeld van Willem Kloos zijn gevormd’.
Kloos stelde zich na de oprichting van De Nieuwe Gids op een zekere manier als middelpunt op. Hij was een middelpunt in rust, dat een band was tusschen de verschillende medewerkers, zonder dat daarvan invloed uitging. De ideeën waren reeds rijp en ieder had zijn eigen inzicht, dacht en werkte voor zichzelf en bekommerde zich weinig om den ander en hoewel op sommige momenten de een zijn nut deed met de inzichten van den ander, waren al deze mannen meesters en niemand stond onder den invloed van den ander.
Wel ging invloed van Kloos uit op het literaire gemeenschapsleven. De jonge schrijvers bleven door zijn toedoen in verbinding en De Nieuwe Gids werd als een macht gevoeld, als een soort genootschap van vrienden, die voor elkander instonden en elkander steunden in hun opvattingen. Al hebben eenigen zich daaruit teruggetrokken, voor den literatuurhistoricus, ja zelfs voor het publiek, behooren zij bij elkaar.
Donkers bewering dat de grondgedachten van De Nieuwe