Hij had een groot, breed hoofd met zwarte haren. Een oog van hem was gebrekkig, of hij scheel was of dat hij het oog geheel miste was moeilijk te onderscheiden. In zijn manier van doen, alhoewel hij het type van een bohémien was, lag iets superieurs. In geestige zetten en grappen was niemand hem de baas. Wanneer hij werd aangezocht om iets voor te dragen, hetzij in Le Chat Noir of in een anderen cercle littéraire, dan gaf hij altijd ten beste het gedicht, dat aldus aanving:
‘Je suis allé aux Champs Elysés
Pour voir le nommé Printemps...’
Daarmee had hij altijd succes. Later heeft hij, meen ik, een boek of een bundel gedichten uitgegeven; meer is er niet van hem overgebleven. Doch hij was de meest markante figuur van den beginnenden Chat Noir. Hij was ook de hoofdredacteur van het blaadje Le Chat Noir, dat Salis wekelijks deed verschijnen.
Die eerste tijd van Le Chat Noir was de beste, ontegenzeglijk. Ik heb al eenigen genoemd van de bezoekers. Ik moet Henri Rivière niet vergeten, den teekenaar. Hij arrangeerde kleine voorstellingen van lichtbeelden. Ook Marie Kryzinska, de Poolsche dichteres en musicienne, was een trouwe bezoekster. Zij was de dochter van een Joodschen advocaat uit Warschau en was met haar zuster naar Parijs gekomen. Door haar bemiddeling heb ik met talrijke jonge schrijvers en artiesten kennis gemaakt. Eerst woonde zij in de Rue Monge; zij had daar een jour. Ik trof daar wekelijks allerlei jonge artiesten, de meesten daarvan ben ik nu vergeten.
Hij die mij het levendigst voor den geest staat is Leo Treznick, dichter en hoofdredacteur van het kleine blaadje Lutèce. Zijn levensloop in de latere jaren is mij niet bekend. Nu is hij dood. Het was een lange, slanke, voornaam uitziende jongeman, met een weligen haardos, bleek van gezicht en met scherpen blik. Hij had een vage gelijkenis met Rollinat.
Na haar verblijf in de Rue Monge ging Marie Kryzinska wonen in de buurt van Montmartre, ik meen in de Rue des Martyrs, waar zij ook regelmatig iedere week een avond ontving. Barrès had mij gevraagd of ik hem niet op een avond bij haar zou kunnen introduceeren. Ik deed het natuurlijk heel graag en wij gingen op de impériale van Odéon-Clichy naar de woning van de Poolsche artiste. Daar vonden wij eenige vrienden verzameld, waaronder Moréas, dien ik aan Barrès voorstelde. Moréas had toen al naam in de verschil-