Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vervlogen jaren (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vervlogen jaren
Afbeelding van Vervlogen jarenToon afbeelding van titelpagina van Vervlogen jaren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

ebook (3.94 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vervlogen jaren

(1938)–Frans Erens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Le Chat Noir

Gesprekken over kunst werden intens gevoerd in Le Chat Noir, het lokaal van Rodolphe Salis op den Boulevard Rochechouart. Achter het kroeglokaal, waar het buffet stond, kwam men in een klein nevenvertrek, waar niet meer dan een twintig menschen konden zitten. Dat was door Salis bestemd voor de ingewijden en vrienden en daar werd druk getwist over kunst en literatuur. Ik had er toegang en kwam er dikwijls. Toch heb ik nu spijt, dat ik niet meer gebruik heb gemaakt van deze gelegenheid om allerlei menschen te leeren kennen. Veel gesprekken heb ik er gevoerd met Willette - den teekenaar -, met Moréas, Armand Masson - den dichter van het sonnet ‘L'âme des haricots’ -, met Emile Goudeau - president van Le Chat Noir -, met Ferdinand Icres en anderen. Ook kwam Rollinat er, vooral toen hij nog niet beroemd was geworden door het artikel van Wolff in de Figaro. Zoo was het met de lui gesteld: Als ze aan den vooravond van beroemdheid dachten te staan, dan vonden zij zich te voornaam voor den dagelijkschen omgang met de nog niet gearriveerden. Eenigen keken daar niet naar, zooals Willette, wien het voornamelijk te doen was om te leven, te genieten in den kring der bohêmes, terwijl hij buiten Le Chat Noir reeds naam begon te maken. De Parijsche advocaat Décori kwam er ook nu en dan, maar vond zich toch eigenlijk te voornaam voor het gezelschap, dat hij daar aantrof. Zoo stelde hij zich voor aan een dichter van Le Chat Noir, als de broer van den acteur Décori van den Ambigu, zonder zijn eigen qualiteit te noemen. Ik was er verontwaardigd over en ook Barrès, aan wien ik het vertelde.

Willette, die een paar jaar geleden is gestorven, is op het laatst van zijn leven zeer vroom geworden en heeft een stichting gemaakt van een jaarlijsche mis voor overleden kunstenaars.

Emile Goudeau, de president, was een eigenaardig type.

[pagina 70]
[p. 70]

Hij had een groot, breed hoofd met zwarte haren. Een oog van hem was gebrekkig, of hij scheel was of dat hij het oog geheel miste was moeilijk te onderscheiden. In zijn manier van doen, alhoewel hij het type van een bohémien was, lag iets superieurs. In geestige zetten en grappen was niemand hem de baas. Wanneer hij werd aangezocht om iets voor te dragen, hetzij in Le Chat Noir of in een anderen cercle littéraire, dan gaf hij altijd ten beste het gedicht, dat aldus aanving:

 
‘Je suis allé aux Champs Elysés
 
Pour voir le nommé Printemps...’

Daarmee had hij altijd succes. Later heeft hij, meen ik, een boek of een bundel gedichten uitgegeven; meer is er niet van hem overgebleven. Doch hij was de meest markante figuur van den beginnenden Chat Noir. Hij was ook de hoofdredacteur van het blaadje Le Chat Noir, dat Salis wekelijks deed verschijnen.

Die eerste tijd van Le Chat Noir was de beste, ontegenzeglijk. Ik heb al eenigen genoemd van de bezoekers. Ik moet Henri Rivière niet vergeten, den teekenaar. Hij arrangeerde kleine voorstellingen van lichtbeelden. Ook Marie Kryzinska, de Poolsche dichteres en musicienne, was een trouwe bezoekster. Zij was de dochter van een Joodschen advocaat uit Warschau en was met haar zuster naar Parijs gekomen. Door haar bemiddeling heb ik met talrijke jonge schrijvers en artiesten kennis gemaakt. Eerst woonde zij in de Rue Monge; zij had daar een jour. Ik trof daar wekelijks allerlei jonge artiesten, de meesten daarvan ben ik nu vergeten.

Hij die mij het levendigst voor den geest staat is Leo Treznick, dichter en hoofdredacteur van het kleine blaadje Lutèce. Zijn levensloop in de latere jaren is mij niet bekend. Nu is hij dood. Het was een lange, slanke, voornaam uitziende jongeman, met een weligen haardos, bleek van gezicht en met scherpen blik. Hij had een vage gelijkenis met Rollinat.

Na haar verblijf in de Rue Monge ging Marie Kryzinska wonen in de buurt van Montmartre, ik meen in de Rue des Martyrs, waar zij ook regelmatig iedere week een avond ontving. Barrès had mij gevraagd of ik hem niet op een avond bij haar zou kunnen introduceeren. Ik deed het natuurlijk heel graag en wij gingen op de impériale van Odéon-Clichy naar de woning van de Poolsche artiste. Daar vonden wij eenige vrienden verzameld, waaronder Moréas, dien ik aan Barrès voorstelde. Moréas had toen al naam in de verschil-

[pagina 71]
[p. 71]

lende cercles littéraires; Barrès was nog geheel onbekend. Een paar jaar later waren zij intieme vrienden en zijn dat tot het einde gebleven. Bij den dood van Moréas heeft Barrès hem een zeer gevoelvol artikel gewijd, dat afzonderlijk is uitgegeven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken