Vervlogen jaren
(1938)–Frans Erens– Auteursrecht onbekendMaurice BarrèsOp een zonnigen Zondagmorgen stelde Emile Michelet onder de Galerie de L'Odéon mij voor aan een jongen bleeken man, Maurice Barrès. Wij waren hem daar tegengekomen. ‘Je suis heureux de rencontrer un grand homme’, zei Michelet. ‘J'espère, Messieurs, que vous l'êtes aussi’, antwoordde de aangesprokene lachend. Maurice Barrès was toen pas uit Nancy, waar hij begonnen was de Rechten te studeeren, in Parijs gekomen. Hij was toen achttien jaar oud. Wij wandelden vergenoegd onder die galeries, waar het Zondagsmorgens een prettige drukte was. De boeken, couranten en tijdschriften waren dan geëtaleerd tot twaalf of één uur en uit het heele Quartier Latin vloeiden daar dan de flaneurs heen, die in de daar liggende publicaties stonden te lezen. Dat is altijd zoo gebleven. Er is daar op dat uur een heen-en-weer-geloop en er wordt door de boekhandelaars, die onder de galeries zijn gevestigd, veel verkocht. Die galeries zijn vooral om de arcades bijzonder gezellig. Wij wandelden eenigen tijd heen en weer. Ik wist toen van Barrès niets dan dat hij een artikel had geschreven over Rollinat, waarvan Michelet zei: ‘C'est épatant’. Dat was het woord, dat men gewoonlijk gebruikte voor suprêmen lof. Daartegenover stond de uitdrukking van krasse afkeuring bij middelmatige producten: ‘Cela n'existe pas’. Toen al bij het Odéon, zag ik, dat de jonge student, die aan mij werd voorgesteld, niet de eerste de beste was. Een paar dagen daarna ontmoette ik hem weer in de crêmerie Polydor met zijn vriend Stanislas de Guaita, insgelijks uit de buurt van Nancy, die zijn vriendin had meegebracht. Ik zei tegen dezen, dat nog niet lang geleden in Aken een familie had gewoond van dien naam. | |
[pagina 64]
| |
‘Ja’, zei hij, ‘dat kan wel, maar ik weet alleen van de Guaita's in Frankfurt.’ In tegenstelling met Barrès, die donker, bijna zwart haar had, was de Guaita zeer licht blond. Zijn ouders bewoonden een kasteeltje in Lotharingen. Hij en Barrès hadden elkaar als jongens reeds leeren kennen en waren goed bevriend. Hij was hoofdzakelijk dichter en publiceerde later in La Jeune France. Ik ontmoette hem dikwijls in café's en restaurants en wij praatten dan samen. Hij interesseerde zich voor de occulte wetenschappen en een tiental jaren daarna was hij een der hoofdmannen van het occultisme in Parijs. In den eersten tijd, dat ik hem leerde kennen, bleek nog uit niets, dat hij zich ernstig zou toeleggen op de geheime wetenschappen, waarin hij het later ver heeft gebracht. Hij was een stille man, niet luidruchtig. Hij praatte zonder de geringste aanstellerij. Als occultist heeft hij een wereldvermaardheid gekregen door zijn boek Le Serpent de la Genèse en andere. Zijn bibliotheek, die na zijn dood werd verkocht, was een der rijkste verzamelingen van werken over magie en occultisme. Kort vóór zijn dood, toen hij zwaar ziek was en reeds in doodsgevaar, sprak een aantal vrienden van hem af op een bepaalden dag, uur en minuut zijn genezing zeer sterk te wenschen, om hem in het leven te houden door de uitstralende krachten van hun ziel. Zij hebben het gedaan, doch zonder resultaat. De Guaita is kort daarna gestorven. De mislukking dezer wenschen verwondert mij niet. Wanneer de wensch werkelijk uit natuurdrang wordt geboren, kan hij misschien eenig resultaat bereiken, maar wanneer een zuiver opzettelijke wil in het spel is, is deze steriel. De gloed der levensziel ontbreekt. Het werken van den wil is in vele gevallen problematisch. Wel mag worden aangenomen, dat een uit de natuur voortvloeiende, strevende drang met volle overgave en krachtige concentratie eenig effect kan bereiken. Wanneer bij den wensch het gebed tot God komt, is er een veel grootere kans tot doelbereiking dan bij den zuiveren, van Gods hulp afzienden wensch. Gebed moet zijn een geheele overgave, en hij die het op de juiste manier doet, heeft groote kans op de uitwerking, die hij wenscht, omdat dan de wil op den achtergrond raakt. In ieder geval zal er een uitwerking zijn, die hem gunstig is. Barrès had zijn kamer in de Rue Victor Cousin, die op de Rue Soufflot uitkomt. In de Rue Toulier, een parallelstraat, | |
[pagina 65]
| |
was het hotel, waar ik woonde. Zoodoende bezochten wij elkaar nu en dan op onze kamers. In Holland bezoeken de jongelui elkaar meer op hun kamers dan in Parijs, waar het de gewoonte is elkaar in de café's te ontmoeten. Barrès schreef nu en dan een artikel in den Temps. Een jongmensch van achttien jaar medewerker van die courant, misschien de voornaamste van Frankrijk in dien tijd, was niet gewoon. Wanneer ik bij hem kwam en hij juist bezig was aan zijn artikel voor den Temps, nam hij een air aan alsof hij dat spelend deed en ik hem heelemaal niet stoorde. Ik bleef dan niet lang, wilde hem niet van zijn arbeid afhouden. Ik heb over Barrès al dikwijls gesproken, hier en daar in tijdschriften en couranten. Wat misschien niet bekend is, is dat hij in zijn jongeren tijd, omstreeks '91 of '92, heel graag lezingen zou zijn komen houden in Holland. Hij heeft er mij toen eenige malen over geschreven. Het was hem meer te doen om algemeen bekend te worden, dan om er veel mede te verdienen. Wanneer hij zijn reis- en verblijfkosten had goedgemaakt, verlangde hij niet veel meer, zei hij. Ik sprak er toen mijn vriend Arnold Ising, den tooneelspeler over, wiens vader bestuurslid was van het Servetje, den meest gezienen letterkundigen kring van Den Haag. Bekende sprekers en schrijvers werden door het bestuur uitgenoodigd voor een spreekbeurt. Ising ontving van zijn vader als antwoord, dat ‘Het Servetje’ Barrès liever niet wilde kiezen als spreker, omdat hij Boulangist was en verder als literator voor hen onbekend. Zoodoende kwam er niets van. De naam van ‘Het Servetje’ kwam van het souper, dat na iedere lezing de leden van het gezelschap vereenigde. Het is jammer, dat die Haagsche kring zoo kortzichtig is geweest, want hij zou Barrès toen gehad hebben in zijn beste periode en het zou altijd een eer voor ‘Het Servetje’ zijn gebleven, dat zijn bestuur de belangrijkheid van den auteur van ‘Un Homme Libre’ zoo vroeg had ingezien. Zijn boeken zijn genoeg bekend, maar wat weinigen zullen weten is, dat hij ook een plaquette Le Quartier Latin heeft geschreven met kleine illustraties ‘par nos meilleurs artistes’, zooals op het titelblad staat vermeld. Het dateert van '88. Hij stuurde het mij en hij had op den omslag onder mijn naam geschreven Souvenir de ce quartier là. Het is een aardig boekje, niet grooter dan 35 bladzijden. Hij neemt het er o.a. in op voor de brasseries de femmes, de koffiehuizen met vrouwelijke bediening en hij zegt ervan: | |
[pagina 66]
| |
‘Les artistes les plus délicats de cette époque ont beaucoup fréquenté dans les brasseries. C'est là qu'ont été mûries la plupart des esthétiques depuis 1870. Beaucoup de ces cris du coeur qui nous touchent, vous et moi, s'adressent à quelqu'une de ces dames servantes.... Le sentiment de l'isolement, voilà toute l'explication de la vie au Quartier Latin, le malaise qu'adoucissent les brasseries.’ Mee van het beste, dat hij heeft gegeven, waren zijn artikels in La Cocarde, een courant door hemzelf opgericht in de negentiger jaren, waaraan hij ook uitstekende medewerkers had, o.a. Camille Mauclair, die er prachtige artikels voor schreef en de meer dan een kwarteeuw later algemeen bekend geworden Charles Maurras. Van Barrès heb ik gedurende een tiental jaren verschillende brieven ontvangen. Vele daarvan zijn verloren geraakt, eenige zijn nog overgebleven, zoo o.a. de volgende, waarin hij over vroegere vrienden spreekt uit het Quartier Latin: | |
Mon cher Erens,Je viens de recevoir un mot du Dagblad(?). L'affaire est arrangée. Je vous en sais un gré très vif. Je souhaite d'être à même de vous rendre service quelque jour le plus tôt possible. Le souhait est brutal, mais vous voudrez bien l'excuser. Les conditions sont un article par quinzaine à 20 fl. l'article. Rien à dire. C'est amèrement peu payé, mais enfin c'est aussi peu de travail. Puis c'est un pied, - une plume plutôt -, dans un pays òu on achète des livres. Et quelque jour je pense vous en donner un.Ga naar voetnoot1) Il est regrettable que les places sont si rares en France; je ne désespère pas et je ne cesse pas de m'inquiéter. Comptez que je vous préviendrai de suite. Vous demandez des nouvelles de Paris. Puis-je en donner? Je vis comme un loup: Je vais ça et là dans le monde - utilitatis causa -. Je ne vois guère les amis de l'an dernier. Déjà tout s'éclaircit dans les rangs. Bauclair - le seul parisien de tous et un bien charmant esprit - n'est plus qu'un provincial. Les duretés de la vie l'ont chassé à Lisieux (Normandie). Je n'ai pas un trâitre de mot de lui. | |
[pagina 67]
| |
Pour Vogel qui est bien le plus solide de mes amis, j'ai eu le regret de le congédier. Il s'était conduit d'une façon gamine et indigne de son âge vénérable.Ga naar voetnoot2) Je crois que Michelet se porte bien. Bosch n'a pas été vu une seule fois cette année. On le soupçonne d'être commerçant quelque part ou ailleurs. Il m'arrive de fois à autre de rencontrer Dubreuil et Belon. Leur santé semble les satisfaire. Vous me parliez je crois un jour de la Philosophie de l'Inconscient, c'est un fort beau livre. Il est là sur ma table, et ses feuillets servent de pupitre à cette feuille. Je ne crains pas pourtant que vous trouverez dans ma lettre toute la belle tristesse de Hartmann. Le premier volume est de tous points exquis, quoique la digestion soit toujours un peu pénible. Pour le second la partie métaphisique m'écrase; j'aime mieux passer par dessus et arriver á La Déraison du Vouloir et le Non Sens de l'Existence.
Je vous serre la main mon cher ami
Maurice Barrès,
8 mars '87.
Later is Barrès in de politiek opgegaan. Dat heeft zijn productie veel geschaad. Wel zijn er uit die periode mooie bladzijden van hem, doch zijn beste werk zal toch blijven hetgeen hij schreef, vóór dat de politiek hem bijna geheel en al in beslag nam. Reeds vóór hij in die richting ging, maakte hij zich vijanden. Ik herinner mij een uitspraak van den uistekenden schrijver Paul Marguérite, die hem in zijn jonge jaren een zeer onaangenaam mensch vond. Toch kon men hem niet een arrivist noemen, omdat talent en genie hem ruimschoots ten dienste stonden. Al had de politiek hem verzwolgen, hij wilde de literatuur niet loslaten, want hij begreep, dat zijn eigenlijke roem daarop zou moeten steunen. Hem zweefden allerlei voorbeelden voor den geest uit het verleden, Goethe, Lamartine en anderen. Hij zocht de politiek met de literatuur te vereenigen, doch hij vergiste zich daarin. Werkelijk groot kan iemand slechts zijn in één van de twee. | |
[pagina 68]
| |
Wat men ook van Barrès' werk moge zeggen, dat van zijn eerste levenshelft zal het mooiste blijven. Hem weer te zien in later jaren had voor mij iedere bekoorlijkheid verloren. Door zijn opgaan in de politiek was een slagboom gevallen, die ons beider levensrichtingen scheidde. Vriendschappen sterven weg, wanneer de wegen te ver uit elkander gaan. Aan zijn omgang had men veel, omdat hij expansief was en correct. Zijn conversatie was schitterend. Hij verbaasde aanhoudend door telkens nieuwe inzichten. Hij ontvouwde allerlei levensbeschouwingen en ankerde waarheden vast en dat alles op de meest gemakkelijke, geleidelijke wijze. Men was geneigd hem nu en dan tegen te spreken om het vuurwerk zijner conversatie voller te zien spatten. Zulke menschen zijn zeldzaam. Groote schrijvers zijn niet altijd schitterende causeurs; doch het kan voorkomen, dat hunne gesprekken een even onvergetelijken indruk nalaten als hun boeken. Als ik in ons land zoek naar een causeur, dan valt mijn gedachte onmiddellijk op Van Deyssel, wiens conversatie in zijn goede momenten mij als een schittering in het geheugen ligt. Conversatie! Er is nog een andere soort van conversatie, die waarbij de spreker voor zich alleen spreekt, alsof hij een langen monoloog houdt. Zoo iets is een genot te hooren, doch zelden doet die gelegenheid zich voor. Zij kan alleen voortkomen uit een relatie, die door volkomen begrijpen en langdurige gewoonte zich heeft vastgezet en gekristalliseerd. Een causeur is in Barrès verdwenen, zooals er zeker weinig worden gevonden. Van Villiers de l'Isle-Adam zei Mallarmé mij, dat hij een causeur ‘sans pareil’ was, doch Barrès was dit niet minder. Hij was een charmeur en naar ik heb gehoord, is hij dat tot op het einde van zijn leven gebleven. Het is zeker te betreuren, dat hij door zijn fel streven naar de politiek zijne natuur geweld heeft aangedaan en moge hij daardoor al sneller tot algemeene bekendheid en beroemdheid zijn gekomen, hij heeft zijn geestelijke krachten verminderd en zichzelf iets ontnomen, dat hem meer duurzamen vrede en voldoening zou hebben gegeven. Rustte zijn roem alleen op zijn letterkundig werk, zeker zou deze langer den tijd kunnen weerstaan dan nu het geval zal zijn. Nu ik zijne aan mij gerichte brieven nog eens heb gelezen, kan ik een soort van berouw niet onderdrukken, omdat ik in later jaren nooit meer een ernstige poging heb gedaan om deze jeugdvriendschap in stand te houden. Ik had mij wel- | |
[pagina 69]
| |
licht te vast in het hoofd gezet, dat hij, zooals ik hem zag, verdronken in het publieke leven, een met mij te ongelijksoortig mensch was geworden. Bij het bericht van zijn dood, waarbij ik den politicus geheel vergat, voelde ik toch, dat er een oude vriend van mij was heengegaan. Maar komt het niet dikwijls voor, dat men in den omgang met menschen moet zeggen: Ik had anders moeten handelen en minder onverschillig? |
|