Teekening.
Midden in zijn hoekige wallen ligt het stadje verscholen, diep weggedoken in een verdediging van aarde en steen, omlijst door het glimmende watervlak, dat strenglijnig rust tegen de harde muren en straalt als een ster in de aarde gesneden. Rechtlijnig schieten de straatjes door de huizengroepen en kruisen rechtlijnige straatjes, die naar rechts gaan en naar links en die weer rechtlijnige straatjes kruisen en die weer gaan naar rechts en naar links.
Het menschenleven staat er kalm en doorschijnend in de straten als rustend water in een oude sloot. De menschen kennen elkander zeer goed en iedereen weet op welk uur de buurman eet en slaapt en hoe dikwijls hij beklimpt de trappen in zijn huis, wanneer hij getrouwd en wanneer hij geboren is.
De straten zijn leeg en aan de ramen zitten geen menschen. Een groote verlatenheid ligt over de steenen van den blauw-grijzen grond en de muren der huizen zwijgen in voortdurende slaperigheid. De lauweren van weleer zijn verdord en zijn gezonken in de aarde. Alleen zijn in den gevel van een briksteenen huis gesneden eenige blauwe en roode soldaatjes, karikaturen der dapperheid van de vechtende voorvaderen.
Met harde en grove steenen zijn de straten geplaveid en nu en dan klinkt er doorheen de maatslaande stap van een jongen officier, die hard trapt op den grond, gaande in vermetele hoop, hoorend in gedachte den toekomstigen doffen knal van verwijderde kanonnen terwijl victorie-zangen ruischen door zijn hoofd, verwarmd door den goeden portwijn of den zuiveren zeer ouden jenever.
Met tweeën, met drieën en vieren of alleen gaan de soldaten de kroegjes binnen of komen de kroegjes uit en loopen log als lastdieren onder de oogen hunner mees-