Albert Verwey.
De nieuwe tuin.
Wanneer ik op jacht naar schoonheid ga in 's heeren Verwey's verzentuinen, moet ik mijn hooge laarzen aantrekken: zwaar is de gang door deze landouwen.
Zijne beelden van schoonheid bewegen zich in massieven, zekeren, bijna geweldigen stap. Zijne verzen zijn de hoplieden van het Hollandsche verzenleger.
De dichter is een bewoner van het strand en zijne blikken staren zwaarmoedig naar de rijzende en zinkende golven der zee, op waaiend helm en het gras van de zonnige duinen en daarvan zingt hij en van zijn huis en zijn tuin zingt hij, schoon, ja, zeer schoon. Deze bundel is als een loodzwaar rijpe vrucht gevallen van den stevigen boom van zijn breedruischende dichterziel. Het is waar, wij Hollanders hebben geen bergen, geen rotsen, geen wouden, geen watervallen, maar wij hebben schoonheid moeten leeren zien in de nevels van onze vlakke landen, in de vlucht der klagende meeuwen.
Deze poëzie behoort tot het beste, wat de Hollandsche