En over mij uit een oneindigheid van menschen die mij hooren.
Met vasten en gelijken tred gaan zij hun weg en nimmer rusten zij,
En altijd volgen andere Americanos, een honderdtal millioenen,
De eene generatie doet wat zij vindt te doen en volgt het voorgeslacht,
Een andere generatie komt en doet wat is te doen en volgt dan in haar spoor,
Zij gaan en keeren het gelaat eerst zijwaarts, achterwaarts, vervolgens naar mij luisterend,
De oogen in het gaan op mij gericht.
‘Americanos! overwinnaars humaniteits armeeën!
Voorwaarts! Nooit rust de eeuw! Libertad! Menigten!
Aan een reeks van zangen,
Zangen van de prairiën,
Zangen van den ver weg vloeienden Missisippi neerwaarts naar de Mexikaansche zee.
‘Neem deze zangen dan, Amerika, neem hen, neem hen ten Zuid en neem hen ten Noord.
Bereid hun overal een welkom, want zij zijn leven van uw leven.
Verklaar hen Oost en West, want zij verklaren u’.
Zoo zijn deze bladzijden een soort van gedichten in proza, zij zijn echter niet alléén gevoeld maar ook gedacht met een wijsgeerigen achtergrond. Somtijds zelfs