Dansen en rhytmen
(1989)–Frans Erens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Le vendeur de SoleilGa naar margenoot+Op een brug boven de Seine, in het breede stadgeruisch staat de magere bedelaar. Onder hem in plassend goudgevlak gaat het water in stroomenden gang. De wind waait vlakken van zilver stroomopwaarts en stroomafwaarts. Aan de kim van het Westen in de goudsmeltende luchten zinkt, zinkt de zon langzaam, langzaam weg en verguldt de koepels en torens der kerken in hevig goudgeflikker. Goudblinken als lichtlaaie vlammen in brandend gewemel de vensters der huizen in rijen van goud naast elkander één voor één in onafzienbare verte. In de wazige verte blauwt de stad weg in den lich- tenden glans; de stad die ruischt als een zee, met het geheimzinnig geruisch van de daden der menschen. De menschen komen, de menschen gaan. Boven het brekend en ijlende water staat de magere bedelaar en hoog boven hem trekken door het wijd azuur der wolken goudgerande scharen. Zijn haar is lang, zijn jas is versleten, zijn hoed is rossig en oud, zijn gezicht is vermagerd maar nog jong, zijn lichaam is versleten. Hij roept, hij roept om geld, om een stuiver. | |
[pagina 96]
| |
Maar de menschen gaan en komen over de brug en letten niet op hem. Weg zijn zijn gouden dagen, weg zijn zijn gouden nachten. Toen sprak ieder met hem. Nu staat hij alléén. De menschen gaan door, onverschillig door. Weg zinkt de dag. die misschien de laatste is. Reeds komen de nevelen op. De menschen gaan, de menschen komen over de brug hem voorbij. De draaiorgels spelen en over zijn treurend hoofd gaan de stervende tonen in jammerend geslinger. Daar komt in zijn hoofd eene lichtende gedachte. Hij zal niet meer bedelen vandaag, verkoopen zal hij het schoonste, het onbereikbare goud, een goud waaraan niemand heeft gedacht. 'Komt, stroomt naar mij toe, schoongekleede vrouwen en gij glimmende mannen, komt hier, komt hier, ik zal u leveren wat gij allen kent, verlangt, maar wat nooit is te koop aangeboden. Ik de koopman, zal ze u geven, de waar, de zeldzame waar, die de vrouwen doet smachten en de mannen verteedert in de armen der vrouwen. Soldaten! ziet dat zijn de gouden vlaggen van de oude victorie, als de vijanden liggen op de hei, gestrekt in de nederlaag voor altijd, of loopen als hazen en verdwijnen in de vlucht. Dichters! ziet de gouden rijmen, die zullen blinken door de eeuwen | |
[pagina 97]
| |
heen, en zwaar wegen in de balansen der onsterfelijkheid. Kinderen, ziet de rozen, die op uwe wangen zullen bloeien. Meisjes ziet de blostrossen uwer eerste liefde. Allo, komt - zij die niets willen betalen, aan hun zal ik het geven ten geschenke, ik geef hun de Zon; ja, ik verkoop u de Zon, niets minder. Koopt, koopt, ik heb niets anders om aan u te verkoopen.' En de centen rinkelen op den grond of vallen in zijn hoed onder het luid gelach en het bravo-geroep. De agent komt aan en zegt: vooruit, mijne heeren, gaat door, laat de passage vrij. |
|