Dansen en rhytmen
(1989)–Frans Erens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
[pagina 93]
| |
Het idiootjeGa naar margenoot+'Kom, Berbke, zing nog eens iets', zeggen de meiden en knechten, die rondom staan in de keuken van de boerenhofstede in het zachte licht, in het donker licht van de oude olielamp, die straalt van boven met streelend licht, fluweelig en zwak in het zwart gehoek. Zij kijkt bedremmeld naar beneden, het kleine idiootje, en naar boven kijkt ze strak en schuins; en op eens over hare wangen glanst het en hare oogen draaien en tintelen. 'Ja, ik weet nog iets moois.' Bedremmeld kijkt ze weer naar beneden naar hare voddige rokken en naar hare voeten, gevat in groote klompen. Stil gaat in de keuken in den halfdonkeren hoek de tiktak der klok. De knechten en meiden staan rondom in zwijgend medelijden. Op eens neuriet zij zacht een lied, dat ze op Kerstnacht in de kerk heeft gehoord, zacht, weemoedig zacht in fijn gesleep zingt ze het eentonig lied, terwijl zij wiegelt het kleine hoofdje, waarop de blonde haren | |
[pagina 94]
| |
glansen, de oogen naar beneden naar de modderige klompen. Geheimzinnig week en uit de verte aangesleept, gaan de zachte geluiden, bijna onhoorbaar zacht uit haar mondje klein, zij schuiven stil als eene fijne beek, die helder vliedt langzaam en stil met week gesleep. Zij wiegelt het hoofdje en beweegt slechts even het mondje klein, dan bukt ze het hoofdje, het arme kind, en kijkt op den grond, schuddend langzaam het hoofdje klein. 'Mooi, Berbke, mooi zoo', zij kijkt naar boven in oneindig wee met vaststaand oog, groot en wee het arme kleine voddige kind. |
|