Dansen en rhytmen
(1989)–Frans Erens– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
GitanasGa naar margenoot+Soledad AllegroZij vliegt en loopt, het tengere, bleeke kind. Kortgerokt; het been glijdend in den kleinen voet, de lichtblauwe kousen omspannend het tengere been. En hoog heft zij den bleeken glanzigen arm en ratelend, rinkelend in hare hand, gaat op en neer de tambourien. En zij vliegt naar de andere zij van het tooneel, hoog opspartelend in de lucht met het gerinkel van den tambourien. Zij wibbelt en trippelt fijn en zacht, en gauw en gauw. En weer òp komt ze en wiegelt in de ijle lucht, met haar lijf kronkelend vlug en vlug. Wèg werpt ze den tambourien en grijpt hare vaalgroene rokken met de vingertoppen, bekijkend gebogen aandachtig hare voeten, den rechtsche en dan den linksche, en wibbelt ze en trippelt ze dóór, zacht en zacht. Naar de ándere zij schiet ze heen als een vogel, het lichte wicht, en hoog spartelt ze in de ijle lucht op en neer, heffend den glanzigen witten arm. En haar fijn kopje bleek en teer, gaat op en neer. Haar zwarte haren springen en dartelen, haar rokjes | |
[pagina 39]
| |
deinen en wiegelen, haar lichaam gaat buigen, draaien en wentelen, zonder moeite, licht en licht. En op den grond gaat ze liggen lang uitgestrekt in een momentane rust. Weer òp vliegt ze, trippelt en trippelt onhoorbaar vlug. Haar oogen vonken dof en zacht in het bleeke gezicht met hangende wangen, als van een bedorven kind, en haar borst hijgt achter den gesloten mond, en volhoudend den flikkerenden voetslag, grijpt ze weer den tambourien en rinkelend, rinkelend schudt ze hem hoog en gauw. Op den gang der muziek schiet ze, en schiet ze naar de lucht en draait ze en draait ze en springt, haar voetjes gestrekt gepunt naar den bodem, hangend met haar armen geheven in de lucht. En bukkend naar den grond neemt ze de rozen, die uit de zaal geworpen bij hare voeten aankomen en zij zit in de rij der anderen met een zacht opgegolf van haar hijgende borst. | |
Maccaronna ForteRoodgloeiend de roos op het zwartgloeiend haar, komt Maccaronna vooruit; trekt scherp haar gezicht, spits en rood-bruin met vinnig-zwarte oogen. Zij stampt op den grond en lacht in een blank | |
[pagina 40]
| |
zwarten oogenstraal. En zij stampt en stampt en lacht ondeugend en de anderen schreeuwen, vooruit-krijtend de stampende begeerte, de prikkelende lust. En harder en harder trapt ze de planken, den buik aanbiedend in rumoerig ongeduld en raast in een woest slaan van haar magere armen verschroeid door het brandend genot. Ollé! Olie! schreeuwen de anderen vooruit! Lang uitgetrokken geroep naar de verre opkokerende begeerte. En vooruit rent de lust in het ratelen der beweging als aankomen van wagens in een lange straat, uit de donkere verte, met keiengevonk. Naar voren plotseling trad ze en zong wijd uitkijkend naar een lange verte, geheimzinnig starend als een profetes. | |
PianoHet was een zang afs een zoele wind waaiend over de wijde aarde, de maat van den gang van lange karavanen langzaam voorttrekkend op hooge kameelenbeenen van oost naar west in oude tijden door geel-witte woestijnen flonkerend in onafzienbare zandvelden. Het was een lied van het lang verleden gedragen in lang uitgesleepte melodieën, gezuiverd door het wasemen | |
[pagina 41]
| |
[pagina 43]
| |
van zoele melancholie. Waaiingen gaande door stille, heete zonnestreken, suizend onder de witte voortkringelende verschroeiing, met zwijgend palstaande palmboomen zwart tegen de witte luchu Een lied zonder kunst, een zang der groote natuur en der wijde aarde, waarin voorbijtrokken de breede legers van moorsche soldaten en de glanzende coupoles van ronde moskeeën een breedgestapelde paleizen. Strakbleeke gezichten van grootmachtige, majestueuse kalifen staande in een impassibele hoogte en kommandeerend hunne marcheerende volkeren; eene witte strooming van menschen vooruitjagend door de opwolkende zanden. Tonen klinkend in een lang uitgestrekte resignatie. | |
ForteEn weer een stamp en een slag met den arm en een lach met de flikkering van de witte tandenrijen uit den nacht van het gezicht en zij draait naar rechts en trapt woester en woester. Zij strekt hare armen ver vooruit, grijpend en trekkend in het wilde en raast met hare uit- zettende dijen in een schuddend en stootend ongeduld. Olie! Ollé! ... Het geschreeuw der anderen wordt vinniger en vinniger, met handengeklap als billengeklap en zij trekt haar lijf naar achteren als zittend in den dans, lachend nu ondeugend, het hoofd naar achteren | |
[pagina 44]
| |
gezonken in een onzichtbaren kus. Hare handen geheven omhoog, trekkend omlaag naar haar toe, naar haar schoot, die vlucht; de beenen in de knieën gevouwen. En waaiend ruischen hare rokken en de mantilla vliegt wild om hare borst als onder een opzettenden storm opstijgend uit haren schoot, meevoerend alles in een machtigen tocht.
En bukkend naar den grond neemt ze de pakjes cigaretten, die uit de zaal geworpen bij haar voeten aankomen. En zij gaat zitten in de rij der anderen met een onrustig opgegolf van hare hijgende borst. |
|