kille kamer, schaars verlicht met een bollampje.
Het bundeltje wordt uit de deken genomen en voor de burgemeester op tafel gelegd. Het is een kind van het mannelijk geslacht bevestigen de getuigen, die dat zelf ook niet gezien hebben.
Hoe het moet heten! Renerus! De akte wordt voorgelezen. Servais en Ulri kunnen niet schrijven, dat wordt dan ook nog in de akte opgenomen.
Na de burgemeester de pastoor. Die staat al vol ongeduld achter in de kerk te wachten. Hij foetert tegen Anna en Adam, die het ook niet kunnen helpen. Nog voordat Driek met het kind bij hem is, begint hij al met vragen aan peter en meter:
‘Wat vraagt ge van de kerk?’
‘Het geloof!’ mompelt de koster in hun plaats.
‘Wat geeft u het geloof?’
‘Het eeuwig leven!’
En nog voor het kind een beetje uit de doeken is gedaan, prevelt hij al de Latijnse gebeden, blaast en bezweert met geheimzinnige woorden en gebaren. Een tovenaar in het flakkerend kaarslicht: ‘Exi ab eo immunde spiritus....’
Snel - snel - gaat alles achter elkaar, kruisjes op dat kopje, het zout der wijsheid op die lipjes en weer bezweringen, kruistekens, handoplegging, het ‘onze vader’, Latijnse gebeden, speeksel aan neus en oortjes, verzaking aan de duivel, zalving, geloofsbelijdenis en tenslotte de doop met water boven de doopvont.
Anna en Adam houden de doopkaars en het kind vast. Het huilt niet, merkt Driek, het ziet paars van de kou. De pastoor is klaar, de koster krijgt wat geld. Het is allemaal snap-snel afgewerkt, alledaagse sleur, ontluisterd mysterie, ontheiligde wijding.... Maar Driek ergert zich al lang niet meer aan de pastoor.
Buiten blinken de vijvers mysterieus in het schemer-donker van de ochtend. Bij de Putweg staan de kinderen van Kleintjes hen al op te wachten. Zij mogen het ‘kiendje kiëke’. Juist als Driek met peter en meter en de kinderen achter zich aan naar binnen wil gaan, komt vrouw Somers naar buiten: ‘Driek, koom gaw nao binne!’ en aan Adam en Anna met het kind vraagt zij om naar Kleintjes te gaan, daar kunnen de kinderen ook naar het kindje kijken.
Als Driek de keuken binnenkomt slaat 'n weëe lucht hem tegen. Angst bespringt hem als een weerwolf. Eén grote konsternatie: