Dan gaat ze stil naar binnen. Driek denkt dat die moeder-zegen duizend maal meer betekent dan alle wijwater-gezwaai van de pastoor.
Bruid en bruidegom samen in de meinacht.... in de bruidsnacht. Samen achter hun eigen huisje, bij de huiswei en de moestuin, die Gerards vandaag aan Leineke en Driek geschonken heeft. Het overweldigt. En als Driek de hand van Leineke voelt, kijkt hij haar verontschuldigend glimlachend aan. Met de lippen rond vooruit kust zij zijn ogen, voelt het trillen van zijn wimpers, proeft zijn tranen van geluk.
Hun handen dwalen langzaam over de buiging van een hals, de plooien van een oorschelp, de ronding van een wenkbrauw of de boog van een mond. Gevoelig trillende vingers, veelzeggender dan duizend woorden. Hun monden vinden elkaar en hun lichamen en er is niets meer op de wereld dan bruid en bruidegom op weg naar hun groot avontuur.
Tenslotte staat Driek op:
‘Doe kries te koud, noë gont v'r nao binne.’
Helein heeft het haardvuur nog wat opgestookt en zich teruggetrokken in het kamertje, voortaan haar kamertje.
Leineke drukt haar hoofd tegen Driek, die voelt dat het nu meer aankomt op tederheid dan op mannelijkheid. Wat is zij tenger.... zo licht als een vogeltje ligt zij in zijn armen.
‘Doe hoofs neet bang te zin.... doe kins mich toch....’
Zij slapen weinig die eerste bruidsnacht in de bedstee, intieme ruimte van liefde en geluk, van tastende handen, strelende vingers, zoekende lippen, lachende ogen.... onstuimig beminnen, zuchtend omhelzen.... zingende verrukking.....
De volgende morgen zijn zij nog niet op, als moeder Helein al in de keuken bezig is en het vuur oprakelt. Lachend trekken zij de bedstee-gordijnen dicht. Als Helein naar de stallen gaat, herbegint het gefluister, geritsel en gelach achter de gesloten gordijnen....
Het is zondag, de vrouwen gaan naar de vroegmis en Driek naar de hoogmis. Die namiddag wordt de jonkheid getrakteerd op afscheidsbier en 's maandags in alle vroegte staat Driek weer als 's vrijdags tevoren te schoffelen op de uitgestrekte landerijen van de Bongerd. De bruiloft was een korte onderbreking van het alledaagse, een moment van geluk in trage uren vol onbarmhar-