Hij leeft met de natuur, met de seizoenen en het weer, als de bloemen en de bomen zelf. Hij kent iedere geur en ieder geluid. Bewust luistert hij naar alles wat zijn oor kan opvangen: het grazend trekken van de lange koeietongen, de verzwakkende tierelier van de leeuwerik, die net als de wolkjes oplost in het diepe blauw van de lucht, de droefgeestige roep van de geelgors in een eenzame struik, het verre kraaien van hanen en dan weer die zacht zoemende stilte met het voorbijschietend gebrom van een groot insekt. En daar ineens, in de richting van de Velde, twee schoten..... jagers.
Soms praat hij wat tegen een koe, streelt haar onder de zachte hals, slaat de vliegen van haar ogen of knijpt de larve van een horzel uit het bultje op haar rug. Aan 'n koord om zijn middel hangt een tinnen bekertje. Als hij dorst heeft trekt hij stralen schuimende melk uit zo'n dooraderde uier.
Hij ligt op het hoogste punt van het Swierderveld. Achter Wijnandsrade, verscholen in de diepte, gaat het oude bos omhoog, de boomgaarden en de strodaken van de Vink. Rechts omlaag de beemden - de populieren verkleuren al - en het Hellebroekerveld vol korenmijten. Achter hem glooien de velden, omzoomd met groene ‘reinen’ vol bloemen, omlaag naar het Bissebeekje, dat daar snel en helder door de weiden kronkelt. En vandaar klimmen de boomgaarden en de heggen omhoog naar de witte huizen, bakovens en schuren van Swier. Links, tussen de bomen van de kasteelallee, ziet hij de jagers met drijvers en honden lopen. Na de schoten is een ratelende vlucht patrijzen achter de koeien in de stoppelklaver neergestreken.
De ouwe Nora ligt rustig te herkauwen, de zware oogleden dromerig geloken. Ook de andere koeien hebben hun ronding klaver kaalgevreten. Driek neemt de ‘sjtabhamer’, een zware klos wortelhout, waarin een steel bevestigd is. Hij slaat tegen de zijkanten van het paaltje en trekt het heen en weer bewegend uit de zuigende grond. De ongeduldige koe sjort hem mee naar de verse klaver. Een ruk aan de ketting en hij kan de ‘sjtab’ door de ring in de grond tikken. Dan zwaait de zware hamer boven zijn hoofd en komt met harde slagen op de geplette kop.
Heel in de verte, achter de Vink, staan ook koeien in het veld, scherp getekend tegen de hemel, boven op de horizon. Op gezette tijden komt een vrouw de dieren omspannen. Drieksjke ziet haar hamer neerkomen en een paar tellen later hoort hij de slag.