stam van een ouwe appelboom. De os trok die boom weg als een bezemsteel. En hij zou een stuk uit de schuurgevel gerukt hebben, als daar geen schampsteen gelegen had.
‘Dae is zoë sjterk wie Samson!’ had pastoor gezegd, die belangstellend stond te kijken. Sindsdien had de os Samson geheten. Samson trok de diepste ploegvoor en de zwaarste kar vol mest. Aan die trekos kon iedereen zien, dat vader een echte boer was. Maar.... os weg, boer weg!
Dan over de gemeynte grond, waar hij vroeger het vee kon brengen. Bijna alle dieren van Swier werden er bijeen gebracht. Je kon er hout halen om te stoken en hele vrachten blaren om te strooien onder het vee. Dat werd hele goeie mest. Maar ook de ‘gemeynten’ werden verkocht en de kopers waren weer rijke boeren en grote halfwinnaars, die toch al grond genoeg hadden. Was zo'n ‘gemeynte’ niet van iedereen....? Het was godgeklaagd. ‘Mèr d'r duuvel sjiet altied op d'r groëtste haop!’
Een koe, twee schapen en twee varkens had hij moeten verkopen, precies de helft van zijn veestapel. De huiswei en de akker tegen het Gebösjke waren nog net genoeg voor de andere helft en voor koren, eigen brood, een hoekje wortelen en koolraap. Maar nu Bieldermans die akkers afneemt, hoe zouden zij nu nog een koe kunnen houden en een varken vet krijgen?
Hier onderbreekt Helein vastberaden zijn woordenstroom en zegt, dat zij die koe blijven houden, ook al moet zijzelf ze hoeden langs de straten van Swier.
Drieksjke kijkt opgelucht naar zijn moeder. Leike staart voor zich uit en begint meteen op dezelfde eentonige manier een ander verhaal, dat van nonk Sjang en de bokkenrijders, lang geleden gebeurd.
Nonk Sjang was een oudere broer van zijn vader en Leike was zijn petekind. Hij werkte als paardeknecht bij Weusten op de Vink. Een dochter van Weusten, 't Hoebertien, had hem erg graag en hij haar. Maar Weusten moest daar niks van hebben. Zijn dochter kon wel wat anders krijgen! Sjang kon blijven, als hij Hoebertien met rust liet. Hij bleef, maar 't Hoebertien bleef van hem houden.
Op een herfstdag tegen het vallen van de avond, - Sjang was juist water voor de paarden aan 't halen - stonden onverwacht twee mannen en een vrouw onder de poort. Of zij ergens konden slapen? Omdat Weusten er niet was, had Sjang gezegd, dat dat wel