kreeg, zijn salaris van de kerk samen met het inkomen als voorzanger en klokkenluider. Slechts enkele armenkinderen waren vrijgesteld van schoolgeld.
Er bestond geen onderwijzers-opleiding. Dikwijls ‘erfde’ de koster de nodige kennis van zijn vader of van de pastoor. Er waren families die generaties lang het ambt van onderwijzer uitoefenden.
Lezen werd meer geleerd dan schrijven, dat eigenlijk als een overbodige luxe werd beschouwd. Stok en roede waren het voornaamste schoolmeubilair! Er was een volslagen gebrek aan leermiddelen, zelfs het bord was nog onbekend.
Even erbarmelijk was het gesteld met de lesruimte, meestal één lokaal. Vaak was het een donker dompig vertrek in het gemeentehuis, soms slechts een afdak. Waar het de sakristie was boften de kinderen.
De Franse revolutionairen hadden, evenals de kerk, de hoop om de jeugd via het onderwijs voor hun ideeën te winnen. Het bleek al gauw een illusie. De eerste Franse wet die het onderwijs regelde (17 nov. 1794) schreef als leervakken voor: lezen, schrijven, verklaring van de rechten van de mens, beginselen van de republikeinse moraal en van de Franse taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde. Het was wel hoog gegrepen. Maar de dorpskoster-schoolmeester wist natuurlijk geen raad met al die ‘geleerdheid’ en ging rustig verder met zijn oude vertrouwde programma en methode.
Op 5 okt. 1798 stelde de administratie van het kanton Oirsbeek, waaronder Wijnandsrade viel, voor om één gezamenlijke school in Nuth op te richten voor Nuth, Vaesrade, Hoensbroek en Wijnandsrade. Van onderwijs kwam ook daar niet veel terecht, ook al door gebrek aan Frans sprekende onderwijzers.
In december 1801 schrijft J.G. Heusch, ‘maire’ te Hoensbroek, aan de prefect in Maastricht, dat de ouders niet wensen dat hun kinderen, die vanaf hun prille jeugd wol moeten spinnen, onderwijs krijgen. Verder laat hij hem weten, dat de koster vroeger onderwijs gaf in het ‘Vlaams’ en dat geen tiende van de bevolking in staat is zijn eigen naam te schrijven.
In de Franse tijd is koster H. Coenen onderwijzer in Wijnandsrade. Dat hij niet altijd in funktie is blijkt uit een aantekening van pastoor Peters:
‘Het schoollokaal bestond tot in het begin van 1800 uit een