| |
Wijnandsrade
Het zal wel jeugdsentiment zijn, maar Wijnandsrade is het mooiste dorp van Limburg. In ieder geval was het dat zeker voor mij in het verleden.
Het eigenlijke dorp ligt in een dalkom tussen zacht-glooiende velden, vruchtbare akkers, boomgaarden, beemden en bossen. Rondom het dorp liggen de gehuchten Swier, de Vink, Laar en Brommelen en verspreid in het veld enkele grote hoeven: de Velde, Niethuyzen (te Nietese), de Bongard, de oude Bongard, Laarhof en Brommelerhof. Het gehucht Swier is groter dan Wijnandsrade zelf.
Een markant punt in de direkte omgeving is ‘De Blauwe Steen’, een eenzaam huis vlak achter het ‘oude bos’. Hier, tussen de Vink en Hunnecum, zouden oude Germaanse stammen hun offerfeesten gehouden hebben op de eigen ‘maalstede’, verborgen in het bos.
Door Wijnandsrade stroomt de Hulsberger beek, die de kasteelvijvers van water voorziet en onder langs Swier de Bissebeek. Zoals uit oude kaarten blijkt, liggen de meeste dorpen en gehuchten in rivier- en beekdalen. De ‘bovengehuchten’ ontstonden dikwijls rondom een of meer grotere hoeven in het hoger gelegen veld. Voor deze hoeven was in tijden van droogte de watervoorziening een probleem. Als de regenpoelen uitgedroogd waren, moest men het vee geregeld naar de beek brengen. Grotere boerderijen hadden wel een eigen drinkwaterput, maar ook die had soms te weinig water. In sommige dorpen en gehuchten van Zuid-Limburg moesten de arme mensen tot begin 20e eeuw hun drinkwater uit een beek halen.
| |
| |
De naam ‘Wijnandsrade’ zou kunnen duiden op een latere ontginning, maar het is zeker dat de parochie al in de vroege middeleeuwen bestond en dat in de direkte omgeving zelfs Romeinse nederzettingen voorkwamen. Deze ‘villae rust ae’ waren landgoederen van rustende Romeinse officieren uit het Rijnleger. Bij Niethuyzen, nog geen kilometer van de dorpskern, heeft zo'n Romeins gebouw gestaan en ook tussen Swier en Weustenrade zijn Romeinse fundamenten gevonden.
1840
In Vaesrade (Nuth) werd een volledige Romeinse villa blootgelegd en in de nabije Thullerhei zijn Romeinse begraafplaatsen gevonden. In 1944 hebben Amerikaanse soldaten bij het maken van een artillerie-opstelling daar meerdere graven omgewoeld. Dit omwoelen van de Zuid-Limburgse boden door vreemde legers van Romeinen tot Amerikanen is symbolisch voor onze streken.
Als schooljongen heb ik Wijnandsrade en zijn gehuchten nog goed gekend in hun oude voorkomen. Het fraaie dorp lag buiten de grote verkeerswegen, voor zover die in de twintiger jaren hier al voorkwamen. De enige ‘grote weg’ van Valkenburg over Nuth naar Hoensbroek had een grindlaag. Zo'n wonderlijk gladde asfaltweg zag ik stomverbaasd voor het eerst in Sittard, waar ik met mijn vader op bedevaart was naar het St. Rosa-kapelletje. Dat moet omstreeks 1922 geweest zijn.
Wijnandsrade werd toen - en nu nog - beheerst door het impo
| |
| |
sante kasteel, de ronde heuvel met hoge bomen, de kasteelvijvers met eenden en zwanen, het ranke kerkje en het kerkhof daaromheen. Om die kern lagen wat boerderijen en witte huisjes weerspiegeld in het water van de vijvers. Het meest markante was het Panhuis (‘i ge Pannes’). Het kasteel wordt in de volksmond ‘Genhoës’ (het huis) genoemd.
De bijzondere sfeer van stilte en rust, die Wijnandsrade kenmerkte, is mij altijd bijgebleven. Dromend lag het dorp zich te spiegelen in de vijvers, waarover zo nu en dan heel helder het gekwaak van eenden klonk of het bassen van een kettinghond. Lucht, water en geluid versmolten merkwaardig tot één geheel. Dikwijls zong denderend daarboven uit de smidshamer van Van Oppen op het aambeeld.
De vijvers lagen op verschillend nivo, er was altijd zacht geruis van water. De weerspiegeling van kasteel, kerk, huizen en bo- | |
| |
men in die verschillende vijvers had de charme van een meisje dat in de spiegel kijkt.
Nu nog, een halve eeuw later, vangt Leo Herberghs iets van die sfeer van Wijnandsrade in zijn ‘Gehuchtenboek’. ‘Het water van de gracht bespoelt de voeten van de doden. Achter, voor en opzij: overal is het water..... Rond die vijver, aan de overkant, liggen kleine en grote boerenhuizen, in een halve boog samenschuilend, met hun rug tegen de weilanden en velden daarachter.’
Vrijwel geen Zuid-Limburgse gemeente kwam tijdig genoeg op het idee om de oude dorpskern in zijn geheel gaaf te houden. Met een potsierlijke potpourie van bungalows en boerderijen liggen onze dorpen zich nu te schamen voor het nageslacht.
Dikwijls logeerde ik in de winter in Wijnandsrade. St. Stepha- | |
| |
nus, de eerste martelaar, is de kerkpatroon. Zijn feest wordt gevierd op 26 december. Daarom viel de winterkermis tusen kerstmis en nieuwjaar. Het dorp had dan veel van een winterlandschap van Avercamp: bevroren vijvers, oude kasteelpartijen en kale besneeuwde boomtakken, alles wit en koud groen-grijs met hier en daar wat baksteen-rood van verweerde muren. Op het ijs een gewriemel van schaatsers, kinderen achter omgekeerde keukenstoelen en op priksleëen. Grote jongens joegen met klappende klompen - soms gehurkt - over de lange glijbanen. Met ontzag keek ik ernaar.
Of IJoannes Hendrijckos daar in zijn tijd ook bij was? Natuurlijk wel. Hij woonde in Swier, tien minuten van Wijnandsrade, waar hij de school bezocht. Hij zal daar zeker ook zijn klompen hebben laten klappen op de glijbaan.
Zonder twijfel heeft het dorp van 1920 in zijn sfeer nog veel gehad van het dorp van 1820. In die eeuw veranderde minder dan nu in vijf jaren. Nu gaat alles in een stroomversnelling, toen was er geleidelijke groei op menselijke maat.
Een pastoor van Wijnandsrade, G. Peters, schreef in 1886 een ‘Korte Schets der Valkenburgsche Heerlijkheid Wijnandsrade’. ‘Wijnandsrade - aanvankelijk Rhode -,’ zo begint hij zijn schets, ‘is een oude oorspronkelijke Heerlijkheid. Het tijdstip van ontstaan verliest zich in den nacht der tijden. In ieder geval bestond zij reeds in de 12e eeuw.
De familie van Rhode en later Macherel en Von Bongart voerden hier al vanaf 1320 de heerschappij. Onder Wijnand, Heer van Rhode en Proost te Maastricht, is men in 1412 de naam ‘Her Wijnands-Rhode’ en bijna gelijktijdig ‘Wijnandsrade’ gaan gebruiken.’
De oorspronkelijke versterking, een toren of donjon, lag op een kunstmatige heuvel (motte), ontstaan door het uitgraven van de grachten. Nu wordt die heuvel overhuifd met een koepel van hoge boomkruinen; in de voet bevinden zich nog muurresten van de oude versterking. Het tegenwoordige kasteel met hoeve, torens en nevenbouw werd aangelegd in 1554 onder Werner von Bongart en in latere eeuwen verbouwd en uitgebreid.
Zoals te doen gebruikelijk geeft pastoor Peters een uitvoerig relaas over de Heren van Wijnandsrade, hun verwantschappen, hun huwelijken met adellijke dochters, hun relaties met kerken, kloosters en stiften, hun bezittingen en vele pachthoeven.
| |
| |
De familie von Bongart tot Paffendorf bezat behalve de Heerlijkheid Wijnandsrade ook uitgestrekte goederen in Duitsland en Luxemburg. Een indruk van de Heerlijkheid met zijn bezit en zijn rechten geeft de volgende akte van denombrement, die berust in het Rijksarchief:
Oude huizen Wijnandsrade aan de Panhuisvijver (plm. 1890).
‘Den 15 Nov. 1756 ontvangen eene verklaring van wege de Baron von Bongart, heer tot Wijnandsrade en Paffendorf, gedaan door P.F. Fabritius, scholtis te Wijnandsrade en stadhouder der lenen aldaar. Daeruyt hebben wij gezien dat de voors. Heer Baron von Bongart, bij titel van successie van sijne ouders en voorouders is bezittende het huys en de Heerlijkheid van Wijnandsrade, met de gerechtigheden en goederen daeraen clevende, bestaende in een casteel, borghofgaarde en vijver, groot twee bonder 250 cleen roeden; noch dry cleine vijverkens groot 340 roeden. Item 103 bonder ackerlant, 34 bonder weiden en bembden, waervan vijf worden gehooid door de inwoonders op hare costen. Item 24 bonder bosschen en broecken, eene bannale molen, tot Brommelen op de Geleen gelegen. Item eene cijnscaerte onder Wijnantsrade, renderende jaerlijx omtrent 45 malder en 70 capuynen. Item eene tiende onder Wijnantsrade, renderende jaerlijx omtrent 300 gulden, met last kerk en choor te bouwen ende te onderhouden, de gemeente nochtans, volgens conventie, daertoe vrachten en handdienst doende.’
Het zou te ver voeren ook de vele pachthoeven van de Heerlijk- | |
| |
heid, zoals de Velde, de Bongerd, Brommelerhof e.a. hier te omschrijven. Slechts een ervan als voorbeeld uit de oude akten:
‘Item ein guet genant der Allinge Hoff in Hunnecom, reygenote de Hofsberg zur einer, und zur andere meines Gen. Hr. Wijnandsrade, ist lehn von Hause Winandsrade und stehet zu empfangen mit einer messer mit elphenbeiner hecht, und mit einer grüner Waesen. Anno 1647 d. 23 Jan. hat Peter Beckers de Hoff empfangen und huld und aydt davon getan und messer bezahlt mit einer goldguld. Ao 1679 hat Claes Cordewener den Hoff Hunnecom te lehn empfangen en degenaengaende huld und aydt und manschap geschap gesworen, ende metser mit ein goldguld bezahlt.’
In oude stukken worden ook hoeven vermeld die niet meer bestaan, zoals ‘Der Habet’. De naam ‘Habets’ komt in Wijnandsrade veel voor, evenals in Valkenburg. Ten zuiden van de Vink lag ‘Hove Ophem’, verhogingen en scherven geven de plaats aan. De familienaam van Oppen herinnert eraan.
Pastoor Peters beschrijft het leven van de kasteelheren tot hun dood op het slagveld toe. Want: ‘De Heren van Wijnandsrade waren als dusdanig verplicht den Heer van Valkenburg te dienen in den oorlog met hun strijdros op eigen kosten indien er strijd was in het land zelve, en op kosten van den Heer van Valkenburg indien er elders moest gevochten worden.’
Het traditionele verhaal: alleen heren maken er geschiedenis, het gewone volk komt er niet aan te pas. Het is typerend voor de feodale tijd, waarin adel en geestelijkheid, soms met nauwe onderlinge relaties, het voor het zeggen had. De geschiedschrijving vermeldt niet altijd alles wat door ‘kerk en kasteel’ bedreven is. Wat het daglicht niet kon verdragen werd soms uit de dokumenten-kisten gelicht en bleef voor geschiedvorsers verborgen. De geschiedenis werd daardoor dubbel eenzijdig, namelijk alleen die van de machtigen en bovendien alleen in hun voordeel. Zo kent de historie nog steeds veel mythen, want de overwinnaar schrijft een andere geschiedenis dan de verslagene. In parochie-kronieken komen gewone mensen meestal alleen als getallen voor. Over hun leven, wonen, werken en lijden wordt vrij weinig gemeld.
In 1676 somt het doopregister van Wijnandsrade 360 ‘zielen’ op. Een statistiek van 1804 vermeldt 76 huizen met 362 inwo- | |
| |
ners, waarvan 114 in het dorp en 126 in Swier. Of de statistiek uit deze roerige jaren juist is geweest mag betwijfeld worden. In ieder geval heeft pastoor Pluymaekers, direct na zijn benoeming in juni 1813 een overzicht gemaakt van alle gezinnen met inwonend personeel en kinderen:
|
Cap. |
Dom. |
Kinderen |
Wijnandsrade |
71 |
17 |
31 |
Op de Vink |
37 |
16 |
38 |
Swyer |
127 |
47 |
63 |
Totaal |
235 |
80 |
132 |
Opvallend is het groot aantal ‘domestieken’, de inwonende knechten en meiden, op de grote hoeven. Zij staan als volgt gespecificeerd: Op te Nytissen 12, Op de Bongert 11, Op De Velje 11, Den Hof Brommelen 7 en Den Hof Laar 4.
Het karakter van Wijnandsrade was en is ten dele nog sterk feodaal: enkele zeer grote en veel zeer kleine grondbezitters.
Onze streken waren nog dunbevolkt in de Franse tijd. Het kanton Oirsbeek, waartoe Wijnandsrade, Nuth en Hoensbroek behoorden, telde in 1804: 12.045 inwoners.
Uit de cijfers van 1676 en van 1804 blijkt, dat in een tijdsbestek van anderhalve eeuw de bevolking maar weinig groeide. De cijfers laten iets zien van de ellende, waarin het Land van Valkenburg in de eeuwen voor de Franse tijd verkeerde. Tussen 1715 en 1785 verdubbelde er het aantal sterfgevallen. De ongunstige levensomstandigheden brachten ook moreel verval mee. Het aantal onwettige geboorten is gedurende de 18e eeuw verviervoudigd. Uit alles blijkt een grote ontreddering. Door misoogsten, oorlogen en epidemieën werd de bevolking meerdere malen met een derde gereduceerd. Zij werd uitgeperst door belastingen, bezettingen en brandschattingen. De kindersterfte was ontstellend en tegen ziekte was weinig te doen. Rondtrekkende huurlegers vernielden de veldvruchten en vorderden vee. Heerszuchtige potentaten tyraniseerden de machteloze bevolking. Het ontbrak aan veiligheid door de staatkundige versnippering, zodat een uitgebreid bendewezen kon ontstaan. De galg, in Wijnandsrade opgericht langs de weg naar Brommelen, stond daar niet voor niks. Ter illustratie een passage van pastoor Peters:
| |
| |
‘Onze gemeente deelde ruim aan de vervolging der Hollanders. Deze hadden in 1632 Maastricht ingenomen en maakten zich nu ook meester van een gedeelte van de Landen van Overmaas, overal schrik en verwoesting onder de bewoners van het platteland verspreidend. De heerlijkheid Wijnandsrade werd meermalen door hen bezet en gebrandschat, alhoewel de tijdelijk Heer zijn goederen nog wist te vrijwaren voor de steeds toenemende lasten, gingen gemeente en kerk gebukt onder dezelve. De geestelijke goederen vervielen aan de Staten Generaal. Tot driemaal toe werd later door de ingezetenen een geldlening gedaan, daar hun telkens een bedreiging werd gedaan van zware militaire executie.’
In mijn jeugd riepen wij nog: ‘Hollender, Braobender, Sjpekvreiter.... haol dich d'r koekoek!’
Had dat te maken met die militaire executies of met het Hollandse bewind na de Franse tijd? Maar toen hadden we geen last van de Brabanders. Hoe dan ook, bezettingen hebben een lange nawerking.
Al die oorlogen brachten ook de nodige verwildering bij de bevolking zelf mee. Zo was er in 1705 een hevige twist tussen ‘die van Wijnandsrade en die van Nuth’, waarbij de halfwinnaar van Brommelen, Jan Goddal, gedood werd.
In de nacht van 19 op 20 april 1762 vond een brutale diefstal plaats in het Panhuis. Uit de stukken van de schepenbank wordt duidelijk, dat het de beruchte 's Hertogenrader Bokkenrijders waren, aangevoerd door hun hoofdman de chirurgijn te paard. Vooral de plattelandsbevolking had niets te lachen in die tijd van gruwelijk geweld. De heren waren betrekkelijk veilig op hun kastelen, de gewone mensen waren machteloos, rechteloos en weerloos. Zij bleven bovendien altijd schatplichtig aan de heer, die zijn schuld op hen kon verhalen. Het is altijd hetzelfde: gewone mensen betalen en de rijkdom van enkelen wordt in stand gehouden of vergroot.
Over de grondverdeling in het feodale Wijnandsrade schrijft pastoor Peters:
‘In de vorige eeuw waren de gronden dezer gemeente niet zeer verbrokkeld. Er waren grote pachthoeven aanwezig en de mindere stand kon zich niet genoegzaam ontwikkelen. Ook in onze dagen (1886) heeft iets dergelijks plaats, ofschoon de bevolking sterk is toegenomen. Tengevolge van de uitgestrekte bezittingen
| |
| |
van een viertal eigenaars, heeft onze gemeente vooral met betrekking tot de splitsing van de grond, maar zeer geringe veranderingen ondergaan.’
Voor de Franse tijd beschikte de kasteelheer over grond, werk, brood, wetgeving en rechtspraak, de pastoor beschikte over hemel en hel. De hemel bleef de enige troost in alle ellende. Angst voor de hel weerhield de meeste arme donders van ongehoorzaamheid, opstand en andere ‘zondige zaken’.
Alleen de Bokkenrijders hadden lak aan kasteel en kerk. Het waren de terroristen, de revolutionairen ver voor de Franse revolutie. Zij hadden er genoeg van en stonden op tegen alles wat met adel, rijkdom en religie te maken had. De Franse revolutie was de uiteindelijke en algemene uitbarsting van lang levende ontevredenheid. Pastoor Peters zegt er dit van:
‘Van den geesel der Franse revolutie bleef Wijnandsrade ook niet bevrijd. In 1794 werden we met anderen bij Frankrijk ingelijfd. Alras werd de kerk gesloten. Wij bleven tot 1797 zonder pastoor en nog moest de Heer Pastoor Westhoven toen aangesteld op 4 mei 1804 vluchten. Verscheidene doopsels werden toegediend op hoeve Bongard en ook elders in het geheim.’
Uit het parochie-archief blijkt echter, dat het doop- en overlijdens-register, door pastoor Peter Laurens Westhoven in 1802 werd aangelegd. Het begint als volgt: ‘Post reditum meum in parochiam meam, septima Maj. 1802 ex qua 1798 mense februario ab tempore injurias disceseram, sacro baptism, initiavi.....’
Hij is dus voor de Fransen gevlucht in febr. 1798 en in mei 1802 weer teruggekeerd. Sinds die tijd tot 1813 heeft hij ook trouw de registers bijgehouden.
De vervolging van adellijke heren door de Fransen is blijkbaar niet zo rigoreus geweest als door Parijs werd voorgeschreven. Zo keerde de markies van Hoensbroek alweer vrij vlug terug op zijn kasteel als ‘burger Hoensbroek’. Op 26 okt. 1804 werd hij uitgenodigd om bij de keizerskroning van Napoleon in Parijs aanwezig te zijn.
Wel moesten de wapenschilden en andere feodale symbolen van de kastelen verwijderd worden.
Voor dagloners, dienstknechten en arbeiders bracht ook deze revolutie geen verandering. Als pastoor Peters schrijft, dat Wijnandsrade na Napoleon onder het Koninkrijk der Nederlanden
| |
| |
‘rust en voorspoed’ genoot, mag dat waar zijn geweest voor grotere boeren, kasteelheer, notabelen en beambten, voor de dagloners en de kleine boeren was die voorspoed nog ver te zoeken. In 1816 en 1817 waren er oogstmislukkingen en hongersnood. Daarna hadden overproduktie en daling van akkerbouwprijzen katastrofale gevolgen. Velen trokken weg naar de opkomende industrie in Duitsland. Anderen spijkerden hun woningen dicht en gingen met het hele gezin gedurende de zomer de grens over om in Duitsland te werken. In hun huisje kwamen zij alleen overwinteren in armoede.
De Belgische opstand zal in Wijnandsrade weinig beroering gebracht hebben. Wel werd door ‘enige muiters’ op de Vink de weduwe Maes en haar zoon Lambert door geweerschoten vermoord op oudejaars-avond 1830.
In dit Wijnandsrade werd IJoannes Hendrijckos in 1791 geboren en hier leefde hij tot 1866. De historische situatie van het kleine dorp is een afspiegeling van het grote ‘spel van machtigen’.
|
|