zweefden in het glimwit der toetsen. Om haar zongen de geluiden, opstijgend in wolkjes en wolken, vullend de droomende schemering; en ze golfden als wit licht, altijd uitgolvend, breed uit, uit verte etherisch licht.
Weggedoken, diep liggend in donker fluweel het luisterend gelaat van een man, roerloos met dunne lippen, de vage oogen op het meisje dat ver af zat in het bleek groene lampenlicht, in mooie vrouwenzachtheid van lijn van de zacht gewelfde buste en het hooge lichte kopje met het sluimerdroomend oog, even zichtbaar in profiel......
Ver in oude dagen leefde er heldere herinnering van geluk, blauwe zomerdagen vol koele droomen, hoog gevlogen tot in ijle onbewustheid; en brandende dagen vol hartstocht, uitgeleden in stille weeën. Daarna uitputting van gevoel, koude tijden van gevoelloosheid, tijden van eenzaamheid en kil nevelend lijden. En zij hadden elkander verloren in het wijde leven......
Als uit verre luchten kwamen de toonen steeds aan, zij zonken zacht als vederen en zij speelden lief als kinderen, zij dreven in lange glanzende stralen rond en rond in wisselende kleur. En in het klare licht der geluiden zag hij hare ziel oprijzen in zuiverheid, zag hij ze in de schoonheid harer vormen, streelend zijn gevoel. En ook zij voelde dat hare taal werd opgenomen in zijne opene ziel.
Lange luidende klanken stegen in de stilte. Als zang van droeve vogelen drijvend over donkere wateren