gevoel. En zij bleef treuren om het schoone dat onder was gegaan in het droeve grijs.
Soms had ze nog wel stil voor zich wonderlijk zoete aandoeningen, als zij Willem's gestalte zag naderen uit de verte of zijn woorden langzaam hoorde vallen in de stilte om hen rond. Maar zij wist 't, geluk zou zijn herinnering, want het teeder-ijle, het zwevende was vervlogen, en gebleven slechts het gevoel van hen, die nog liefhebben uit herinnering als het hooge geluk weer terug is gezonken in de eentonige vlakheid van het gewone leven.
Snelle kievieten sneden wit met scherpe kreten de lucht, in het weiland, in het rosse zonnegroen riepen wulpen zoete roepgeluiden, als zuchten opgaand uit eindeloos verlangen. Ida luisterde naar den zuiveren liefdeklank. Het kopje omhoog uit het gras zag zij ze zitten in goudgeglinster en in haar donkere oogen kwamen droeve droomen, zij zat in stille weemoed verloren......
‘Dag Ida’ zei Willem plotseling, uitbrekend uit het lentegroen van het boschje achter haar.
Zij voelde pijn, zij schrok, hij had haar mooie droefheid verscheurd door zijn harde stem. 't Scheen haar als was ze van haar gevallen gelijk een zachte sluier en lijdend zag ze weer het naakte leven.
Reeds vroeger had zij hem geklaagd over het ver bleeken van haar eenmaal zoo klaar gevoel en hij had trachten te troosten door het uitzicht op het naderend huwelijk. In het enge samenleven, en de intimiteit van