Rijngezicht.
Blauwend stroomopwaarts donkere wateren, die aankomen in breede massa van de stad, met torens en kerken, hoog tegen donkere wolken.
Kleurwemelend stroomafwaarts, lichtende wateren die wegglijden naar het lichte westen, waar de zon staat, pralend met uitgespannen stralen wijd rond in neergezonken onweerswolken, goudlicht omzoomd.
Naar het westen gaan wiegelend de kleuren over het water, als zwevend naar de zonnige avondwolken, ver weg als naar een wonderland, waar geen menschen wonen, waar alles licht is in zuivere rust. Purperen lichtjes zijn het, een beweeglijk leger, dan verder bleek-blauwe en lei-grijze en heel ver zijn het sneeuwwitte lichtjes, die alle heengaan in het licht van horizon en stroom, en nieuw weer uitkomen uit het blauwe donker dat stroomopwaarts ligt voor de donkere stad.
Zoo gaat de stroom zijn breeden gang langs kale vlakke oevers, die grijs zijn, met boomen hier en