In de rondgangen van den Dom te Aken.
Op een rustig plein met donkere boomen staat een oude verweerde poort. Ik ga binnen in de stilte der muren. Door donkere gangen, waar mijn stap ver langs de wanden klinkt, kom ik in een grijzen schemergang.
Er komen tot hier geen geluiden uit de ruischende stad. Hier is de oude stilte, door de eeuwen ongestoord. Schaduwen schuilen diep in de holten der gewelven, die laag buigen naar den grond. Daglichtjes schijnen boven in de bogen der nissen, die opgaan onder de zware gewelven.
Langs den muur, tusschen de uitloopende gewelven hangen groote zwartsombere schilderstukken in lange rij. Ik sta alleen op den kalen vloer en de schemering valt steeds grijzer.
En als visioenen treden de figuren vóór uit het zwart der oude schilderijen.
In woelend donker, onder arkaden, door een lange laan van pilaren, gaan mannen in breede gewaden.