3082 Van Jean de Boyssoné
Toulouse, 23 januari [1536]
Jean de Boyssoné groet Desiderius Erasmus van Rotterdam
Jacobus Omphalius, zoals u weet een man die in de beide talen en in de beide soorten recht zeer onderlegd is en die tevens u en mij zeer toegenegen is, heeft mij gevraagd om u een kort briefje te schrijven. Ik heb daarover wel behoorlijk getwijfeld, maar uw schitterende reputatie en het buitengewoon warme hart dat de vrager ons toedraagt, hebben mij over de streep getrokken. Ik had echter geen idee waarmee ik zou beginnen. Over de situatie in Frankrijk schrijven uw vrienden u heel vaak en graag, over onze stad wil ik liever dat anderen dan ik u informeren. Omphalius is goed op de hoogte van de gewoonten, de gang van zaken en de levenswijze van de mensen hier. Het burgerlijk recht is het enige waaraan ik vreugde beleef en waar ik helemaal in opga. Maar het is echt moeilijk te beoordelen hoe zinvol mijn werk is. Want zo weinigen als er in onze tijd te vinden zijn die de rechtswetenschappen naar hun waarde weten te behandelen, zo uiterst zeldzaam zijn de studenten die zich zonder voorbehoud willen voegen naar de methode om zich de wetten eigen te maken. Hadden we maar meer leerlingen van het kaliber van Jacobus Omphalius. Dat werd mij duidelijk toen hij onlangs op een vraag van mij een uiteenzetting gaf over het recht. Geloof me, de rechtsgeleerdheid zou in aanzien staan en er zouden meer rechtskenners dan rechtsslachtoffers zijn.
Ik hoor dat Zasius, de rechtsgeleerde, bij u is en in hetzelfde huis woont.Ga naar voetnoot1. Combinatie van geleerdheid en wijsheid kan ik niet hoog genoeg prijzen. Want niets is aangenamer dan het onderling contact van gelijkgestemden. Het in harmonie samenleven van een oudere met een oudere, een geleerde met een geleerde, een broer met een broer, een rechtschapene met een rechtschapene - wat kan men zich als prettiger en lofwaardiger indenken? Ik