mogen bezoeken. De brief telt niet minder dan 24 pagina's in de tekst van Allen en wordt opgeluisterd door een Erasmus verheerlijkend gedicht van bijna 140 versregels. Waarschijnlijk heeft Erasmus deze lofzang met verbazing gelezen. Zelf heeft hij namelijk meermalen verklaard niet uit te zijn op populariteit en al te grote complimenten. Wanneer Erasmus in de nacht van 11 op 12 juli 1536 is overleden, is dat voor bekenden van hem aanleiding om elkaar daarover per brief te berichten. Zo schrijft Tielmann Gravius op 1 augustus 1536 aan Erasmus Schets dat ‘Duitsland nooit iets prominenters en voortreffelijkers heeft gehad dan Erasmus en dat misschien ook nooit meer zal krijgen’ (brief 3136). De enorme bewondering voor Erasmus blijkt ten slotte uit de inscriptie die zijn erfgenaam en zijn executeurs-testamentair hebben laten aanbrengen op zijn grafmonument in de kathedraal van Bazel (opgenomen na brief 3141).
Voor de vertaling van de brieven is de editie van Erasmus' correspondentie door P.S. Allen gebruikt (voor dit deel: Opus epistolarum Des. Erasmi Roterodami, deel 11, Oxford 1947), aangevuld met een in 1950 ontdekte brief. Voor de voetnoten en voor de herdatering (en soms hernummering) van sommige brieven is daarnaast gebruik gemaakt van deel 11 van La Correspondance d'Érasme, vertaald door Marie Delcourt en Hendrik Vannerom, onder hoofdredactie van Aloïs Gerlo, in 1982 uitgegeven door de University Press Bruxelles.
Dit deel omvat de brieven 2987 tot en met 3141, van begin 1535 tot augustus 1536. De brieven zijn alle in het Latijn geschreven. Een gedeelte van een brief, door Allen opgenomen in de addenda van deel 11, is hier op zijn juiste plaats gezet (bij het fragment 3015). Het in 1950 ontdekte fragment van een brief aan Bonifacius Amerbach is als 3067a opgenomen; de Latijnse tekst is te vinden in Alfred Hartmann, Die Amerbachkorrespondenz iv, Bazel 1953. Er zijn nog twee brieven meer opgenomen die slechts fragmentarisch overgeleverd zijn.
Aangezien deel 11 van Allen voor 1535-1536 naast brief 3031 ook een brief 3031a bevat, en er inmiddels een fragment van een nieuwe brief is ontdekt, en een viertal brieven opnieuw gedateerd is in 1535 in plaats van 1534, telt de vertaling 154 brieven die strikt tot de correspondentie van Erasmus behoren: 62 van Erasmus' hand en 92 gericht aan Erasmus. Daaraan zijn door Allen enkele andere brieven toegevoegd. Ten eerste een brief van paus Paulus iii aan Maria van Hongarije, omdat Erasmus daarvan een officieel afschrift ontving (brief 3034). Ten tweede een brief van een anonieme Engelsman aan Damiaan van Goes, met details over de veroordeling en terechtstelling van bisschop John Fisher, Erasmus' vriend (brief 3079). Het is goed mogelijk dat Damiaans verzoek om nadere informatie uiteindelijk van Erasmus