2979 Aan Johannes Cochlaeus
[Freiburg], 24 november 1534
Het gaat hier om een fragment van een overigens niet bewaard gebleven brief. Cochlaeus citeert dit fragment in een brief aan Johannes Dantiscus van 30 december 1534.
Met de handjicht en de voetjicht lever ik dikwijls zware strijd. Vele dagen lang heb ik volledig van het schrijven afgezien. Op het ogenblik span ik me in om te zien of ik mijn Ecclesiastes kan voltooien, die ik voor de grap heb beloofd, maar in ernst moet opleveren. Het werk groeit onder mijn handen.