2976 Aan Jean de Pins
Freiburg, 13 november 1534
Aan Jean de Pins, bisschop van Rieux, van Erasmus, hartelijk gegroet
Dat u uw vroegere welwillendheid jegens mij standvastig bewaart, hooggeachte bisschop, is iets waar ik bijzonder dankbaar voor ben, zoals het hoort. Door verscheidene ongemakken wordt mijn verdraagzaamheid op de proef gesteld. Luther heeft een ronduit dolzinnige brief tegen mij geschreven, met zulke onbetamelijke leugens dat zelfs de meest overtuigde lutheranen er niets van moeten hebben. Hij dreigt met nog ergere dingen. De franciscaan Nikolaus van Herborn,Ga naar voetnoot1. commissaris-generaal benoorden de Alpen, heeft preken voor de vastentijd uitgegeven met geen andere bedoeling dan de gruwelijkste beledigingen over mij uit te storten. Er zijn mensen die de tegen mij gerichte smaadschriften voorlezen, maar alleen onder de ingewijden, tot wier getal ook von dem Busche behoorde, die onlangs gestorven is. Niet het geringste deel van mijn ergernissen is afkomstig van mijn assistenten. Ik heb tot voor kort een misdadige adder aan mijn borst gekoesterd,Ga naar voetnoot2. in de veronderstelling dat ik een betrouwbare dienaar had. Hij zou me doden als hij dat ongestraft kon doen. Hierbij komt de ouderdom die me dagelijks zwaarder valt en die me al te dikwijls kwelt met hand- en voetjicht. Maar zo is het beschikt. Tegen het noodlot strijden zelfs de goden niet.Ga naar voetnoot3.