2975 Van Pietro Bembo
Padua, 11 november 1534
Pietro Bembo aan Erasmus van Rotterdam, hartelijk gegroet
Twee brieven heb ik van je gekregen. De eneGa naar voetnoot1. enige tijd geleden, waarin je de zorg en de nauwgezetheid van de Frobens onder mijn aandacht brengt, alsook hun verzoek met betrekking tot het drukken van de boeken van Livius; omdat ik hun had teruggeschreven (ze hadden me namelijk zelf geschreven) heb ik de beantwoording van jouw brief uitgesteld. De andereGa naar voetnoot2. heb ik nog maar juist ontvangen; op de eerste bladzijde daarvan verontschuldig jij je voor jouw aanbeveling van de Frobens en op de volgende vraag je me de Portugees Damião die naar Padua komt, behulpzaam te zijn bij de studie van de letteren. Ik heb met genoegen met hem kennisgemaakt, want hij beschikt zonder meer, zoals jij schrijft, en zoals ik uit twee ontmoetingen en gesprekken met hem heb afgeleid, over een voortreffelijk karakter en alle denkbare welgemanierdheid en vriendelijkheid. Ik geloof daarom dat ik baat heb gehad bij jouw brief, want je hebt ervoor gezorgd dat ik een bijzondere jongeman heb leren kennen. Ik heb hem toen met genoegen mijn diensten aangeboden en hem verzocht van alles wat ik heb en van mijzelf naar goeddunken gebruik te maken. Maar dat heeft de zeer bescheiden man tot nog toe niet gedaan. Hij heeft zelfs een huis gehuurd zonder dat ik het wist, maar het is een heel behoorlijk huis.
Over het excuus dat, zoals ik zei, het andere onderdeel was van je latere brief, zal ik niets zeggen, behalve dat je al te terughoudend en bedeesd bent in de verwachtingen die je van me hebt. Ik zou willen dat je met meer vertrouwen en in ruimere mate alle diensten van me verwacht die een innig bevriende man behoort te leveren, en ik verzoek je met nadruk dit in je hoofd te prenten. De Frobens, om ten slotte antwoord te geven op jouw eerdere brief, heb ik niet van dienst kunnen zijn. Ik had namelijk geen enkel manu-