De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2965 Aan Guy Morillon
| |
[pagina 347]
| |
de kikkers en de sprinkhanen; ze zijn een bezeten en vervloekt slag mensen. Ze zijn binnengeslopen onder het mom van vroomheid, maar het zal uitlopen op een algemene rooftocht. En, wat een onheilspellend voorteken lijkt: hoewel zij absurde, om niet te zeggen onmogelijke leerstellingen verkondigen en onaangename regels voorschrijven, wordt het volk niettemin door een noodlottige begeerte, of eerder nog door de ingeving van een kwade demon, tot die sekte aangetrokken. Uit de hoogte lacht Pierre Barbier me nu vierkant uit. Tot dusver wrong hij zich in allerlei bochten, maar verklaarde hij te willen betalen; in zijn laatste briefGa naar voetnoot1. schreef hij dat hij geld gegeven had zolang hij kon en het nu niet langer kon doen. Ik verdenk hem ervan dat hij het document in zijn voordeel heeft veranderd. Behalve zijn eerdere schulden heeft hij inmiddels meer dan vijf jaar lang 130 Franse ponden per jaar van mijn geld ingehouden. Hoe ik dat monster moet aanpakken, heb ik nog niet bepaald. Ik schaam me ervoor ruzie te maken met een vriend. Vives schrijftGa naar voetnoot2. dat Juan Vergara samen met zijn broer Tovar en een aantal andere verdienstelijke geleerden in de gevangenis zit. Het is jullie bekend, denk ik, dat de geleerdste drie mannen van heel Engeland in de gevangenis zitten: de bisschop van Rochester,Ga naar voetnoot3. de bisschop van LondenGa naar voetnoot4. en Thomas More, een vriend zoals ik nooit een tweede heb gehad. Het ga je goed. Gegeven te Freiburg im Breisgau, 30 augustus 1534 Erasmus van Rotterdam, eigenhandig Aan de hooggeachte heer Guy Morillon, secretaris van de keizer. In Spanje |
|