De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2964 Van Giambattista Egnazio
| |
[pagina 346]
| |
Welaan dan: als mijn indrukken me niet bedriegen, heeft de jongeman veel eigenschappen die ieders genegenheid voor hem kunnen opwekken. Om te beginnen een zeldzame schroomvalligheid, die voor zijn leeftijd als een bijzonder aanbevelenswaardige eigenschap geldt. Daarbij komt bescheidenheid, die vooral blijkt uit zijn gezichtsuitdrukking en uit wat hij zegt. Over zijn buitengewone toewijding aan de letteren in het algemeen en de dichtkunst in het bijzonder zal ik verder niet uitweiden: je kunt daarvan zelf de getuige in een komedie of veeleer de Attische getuige zijn.Ga naar voetnoot1. Hij lijkt mij in elk geval daarin zozeer uit te blinken dat hij, hoewel Duitsland in de afgelopen jaren velen heeft voorgebracht die daarmee beroemd willen worden, werkelijke roem lijkt te kunnen verwerven, terwijl bijna alle anderen ‘als schimmen ronddolen’.Ga naar voetnoot2. Daarom moet jij, die als eerste de fakkel van de letteren voor de Duitsers hebt uitgedragen - met zoveel succes dat je alles van hen zou mogen verwachten, als hun gelukkige talenten niet door andere zaken in beslag waren genomen -, in elk geval deze overgebleven vonk zodanig koesteren dat die, aangewakkerd en bezield door jouw ademtocht, dat land van jou grote luister zal bijzetten, zodat het door deze tweede ster na jou (aangezien jij als eerste zoveel lof hebt geoogst) gesierd zal worden en zal schitteren. Het ga je goed, mijn zeer dierbare Erasmus. Venetië, 30 augustus in het jaar 1534 |
|