De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

2959 Van Primo de' Conti
Como, 20 augustus 1534

Niet lang geleden, driewerf grote Erasmus, heb ik brieven^1. geschreven aan jou en aan Glareanus, maar ik vrees ten zeerste dat die niet zijn aangekomen. Nu echter een man in jouw richting vertrekt in wie ik het grootste vertrouwen heb, Cyprianus Bonaccursius, een stadgenoot met wie ik nauwe betrekkingen onderhoud, kon ik het in mijn buitengewone, altijddurende genegenheid voor jullie niet laten gebeuren hem geen brieven voor jullie mee te geven. Kijken jullie alsjeblieft niet neer op een man die jullie bijzonder genegen is. Wat mij betreft, ik sta er niet op dat jullie terugschrijven. Ik ben me bewust dat jullie grote schrijvers zijn; wie zelfs maar een enkele brief van jullie waard is, moet een koning zijn, geen graaf.^2. Ik vraag jullie alleen genegenheid terug.

1. De brief aan Erasmus is niet bewaard gebleven.

2. Primo de' Conti was geen graaf, maar zijn achternaam betekent zoveel als ‘de Graaf’. Uit een relaas van een familielid is bekend dat Primo tussen 1529 en 1534 Erasmus in Freiburg bezocht en zijn komst per bief had aangekondigd. Erasmus dacht abusievelijk dat hij een graaf op bezoek kreeg en ging Primo in vol ornaat tegemoet.

[p. 337]

Ik heb begrepen dat je onlangs een werk over de voorbereiding op de dood hebt uitgebracht; ik heb Cyprianus opgedragen dat voor ons mee te nemen. Ik wil me voortaan geheel aan die voorbereiding wijden.^3. Als ik je verder niet zal schrijven, is dit de oorzaak daarvan. Ik zal ernaar streven jou te volgen naar de Elyseese velden, ‘de oorden vol blijdschap en het lieflijke groen van de gelukzalige wouden, de gezegende verblijfplaats’^4. waar alle vromen rust wacht na hun inspanningen. Daar moeten jullie op mij wachten. Voor nu vaarwel. Moge onze God en Heer Jezus Christus deze wensen en vooruitzichten willen bekrachtigen. Het ga je goed.

Como, 20 augustus 1534

Primo de' Conti

Aan de heer Erasmus van Rotterdam, de meest illustere van alle mensen, gegroet. Te Freiburg im Breisgau

3. Primo was 36 jaar toen hij deze brief schreef en zou 95 jaar oud worden.

4. Vergilius, Aeneis vi, 638-639.