De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2953 Van Johann Koler
| |
[pagina 324]
| |
gezien ik er vrijelijk van alles in had opgenomen wat ik niet openbaar wilde maken. Maar de zaak liep beter af dan ik dacht: niet alleen de brief, maar ook de noten (waarover ik me vooral zorgen maakte) zijn door hem bij jou bezorgd. Dat je mijn brieven niet kon beantwoorden, doet me buitengewoon veel verdriet. Maar meer nog kwelt het me dat de oude ziekte jou opnieuw heeft getroffen. Het gaat me aan het hart dat je een zo zwaar en onverdiend lot moet dragen en zoveel pijn moet lijden. Maar ik hoop dat je binnenkort door Christus' begunstiging je vroegere gezondheid zult terugkrijgen. Intussen moeten we alles wat God en de natuur ons aandoen, met kalmte verdragen. Ik pleeg althans op die manier mijzelf soms te troosten wanneer ik ziek ben, in de overtuiging dat door die kwalen te verdragen ook de deugd van de verdraagzaamheid sterker wordt, aangezien leed leidt tot geduld, geduld tot berusting en berusting tot hoop, die ons nooit bedriegt of verlaat. Maar wat sta ik jou dat te vertellen als een zwijn dat Minerva onderwijst?Ga naar voetnoot2. Eén ding geeft me in elk geval troost: dat Christus jou geen grotere last al opleggen dan je kunt dragen en zal maken dat deze beproeving voor jou zal overgaan in de glorie van het eeuwig koninkrijk, en in zijn genade ervoor zal zorgen dat je binnenkort gezond en wel al je vrienden genoegdoening zult geven. Wat betreft jouw vorige en je allerlaatste brief:Ga naar voetnoot3. die berichtten mij iets vreselijk bitters en treurigs, namelijk dat jouw vriend More een zo ellendig en wreed lot ondergaat. Het is helaas maar al te waar wat onze kooplui hier al eerder vertelden, maar wat ik niet wilde geloven; dat was namelijk ongeveer hetzelfde als wat ik uit jouw brieven verneem. Vrouwen zijn werkelijk de oorzaak van alle kwaad. Met recht kan de ongelukkige More met Seneca zeggen: ‘Waarom heb je mij hoog verheven, machtige fortuin, mij met geveinsde vriendelijkheid toelachend, terwijl ik tevreden was met mijn lot, zodat ik des te harder zou vallen nadat ik de top had bereikt?’,Ga naar voetnoot4. enzovoort. Ik weet werkelijk niet hoe de natuur het zo regelt dat de grootste deugden maar zelden een onrechtvaardig lot bespaard blijft, zodat juist de beste en onschuldigste mannen het meest zijn blootgesteld aan de haat van tirannen. Goede mensen zijn de eersten tegen wie onzalige gewelddadigheid en wreedheid zich keren. Toch komt er een tijd waarin de onschuld van goede en de verdorvenheid van slechte mensen hun beloning zullen krijgen. Intussen zal het More niet ontbreken aan voortreffelijke geesten in de hele wereld wier getuigenissen zijn onschuld en de wreedheid van de koning openbaar zullen maken en aan het nageslacht zullen doorgeven. Ik betreur evenzeer het lot van de koning | |
[pagina 325]
| |
(overigens beroemd om zijn vele kwaliteiten), die omwille van een vrouwspersoontje een besluit heeft genomen dat zo slecht is voor hemzelf en zijn hele rijk. Maar wat vermag de zoete en blinde liefde niet? ‘De wrede liefde overwint heiligen’.Ga naar voetnoot5. Maar ik betreur andermans rampspoed en ben bijna die van mijzelf vergeten. Want ik kan nauwelijks beschrijven door welke stormen we hier worden geteisterd en onder welke gevaren we gebukt gaan. Nog nooit hebben we ons in een hachelijker toestand bevonden. Er blijft niet anders over dan eerdaags de stad uit te vluchten, als vluchten tenminste mogelijk is. Overgehaald door de ketters heeft de stadsraad van Augsburg eerst alle katholieke predikers hier verboden Gods woord te verkondigen, en wel op de dag voordat ik deze brief aan je schreef; vervolgens hebben ze in alle kerken en kapellen die in hun ogen onder hun bevoegdheid vielen, de misviering afgeschaft, en in de kloosters van de minderbroeders ook het luiden van de klokken. Hetzelfde hebben ze gedaan in de kloosters van de nonnen, aan wie ze de mogelijkheid hebben geboden uit te treden, zodat ieder die het wil naar hun bijeenkomsten kan komen; ook hebben ze de nonnen de mogelijkheid gegeven te trouwen. Aan de kapittels is het nog vergund de mis op te dragen en de zogeheten getijden te zingen, maar in hun kerken hebben ze - mensen van een uiterst angstvallige vroomheid - de toegang versperd tot de altaren waarvan ze zeggen dat die op kosten van leken zijn gebouwd, zodat daar geen misoffers gebracht kunnen worden. Ik denk dat het niet lang meer zal duren voordat ze in de hele stad de missen en de andere rituelen zullen afschaffen. Zijne excellentie Christoph, onze bisschop, blijft onveranderlijk van mening dat de hele geestelijkheid hier onmiddellijk weg moet gaan; ik denk niet dat jij het daarmee eens zult zijn, omdat jij volgens mij een isolement altijd hebt afgekeurd. Niettemin is bijna iedereen vast van plan uit te wijken. Intussen laten we de gewijde gebouwen en de woonhuizen over aan plunderingen door dolzinnige groeperingen, en ik denk niet dat het ooit zal gebeuren dat we hier weer terugkeren. En wat ik nog erger vind, is dat voorlopig onduidelijk is waarheen we moeten vluchten; ook al zijn er mensen zijn die ons ontvangen, toch zijn we er nog altijd onzeker van hoe lang we bij hen zullen blijven, omdat het risico bestaat dat ook zij van opvatting en godsdienst zullen veranderen, zodat we worden gedwongen ook daarvandaan weer weg te trekken. Onze toestand is beslist ellendig, nu ‘vertrouwen nergens een onderkomen vindt’,Ga naar voetnoot6. er geen enkel toevluchtsoord bestaat en er geen hoop is op enige hulp. Ik ben begonnen mijn schamele boeltje te pak- | |
[pagina 326]
| |
ken, maar de meeste dingen die me het dierbaarst zijn, moet ik achterlaten. Maar niets kwelt me zozeer als dat ik mijn bloeiende geboortestad overlaat aan de willekeur van een buitengewoon misdadig en laaghartig slag mensen, die haar zullen vernielen en plunderen. Ik kan het ongelukkige lot van vele goede mensen niet genoeg bejammeren. Maar het is dom voor één man te betreuren wat iedereen raakt. Er rest ons niets anders dan alles aan God over te geven, die ongetwijfeld rechtvaardig is en ons niet met deze gesel treft zonder dat we het hebben verdiend, en die zijn toorn zal laten varen als wij onze misdragingen met gepaste tranen hebben beweend en ons tot een beter leven hebben bekeerd. Ik verzoek je in het vervolg je brieven voor mij aan de heer Johann Paumgartner te adresseren. Ook als hij hier op het ogenblik niet aanwezig is of in de toekomst niet aanwezig kan zijn, zal hij hier toch altijd zijn mensen houden die aangekomen brieven gemakkelijk kunnen bezorgen bij degenen voor wie ze bestemd zijn. Het staat voor mij namelijk niet vast hoe lang ik hier zal blijven. Daarom zou je me een zeer welkome dienst bewijzen als je me zou terugschrijven zodra het kan. Ik heb een prebende hier in de omgeving. Daarheen stuur ik mijn bezittingen vooruit zodat ik zelf kan volgen, als de nood aan de man komt. Ik stuur je een bundel brieven van Anselmus Ephorinus. Hij stuurt jou drie oude auteurs die onlangs in Italië zijn uitgegeven, met een opdracht aan de heer Anton Fugger.Ga naar voetnoot7. Maar naar ik hoor, worden ze nu hier in Augsburg herdrukt. Dit schrijf ik je om te voorkomen dat Froben, als hij hen zou willen drukken, zijn moeite verspilt. Er is geen reden Paumgartner uit jouw naam dank te zeggen voor de muskaatnoten, want hij heeft die niet zelf aan je toegestuurd. Tot slot wens ik je toe dat het je altijd goed gaat. God geve dat ik binnenkort verneem dat je hersteld bent. Wat mijn lotsbestemming ook mag zijn, ik zal altijd de jouwe blijven. Het ga je goed. Moge Christus jou voor ons en voor zijn kerk bewaren. Gegeven op de feestdag van Sint-Jacobus Apostel 1534 Je herkent je vriend.Ga naar voetnoot8. |
|