De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2951 Aan Juan Ginés de Sepúlveda
| |
[pagina 321]
| |
maar hem komt geen enkele dank toe als hij helpt terwijl hij probeert te kwetsen - deze weldaad wordt immers niet door hem gegeven, maar aan hem ontrukt. Zúñiga is trouwens in zijn laatste annotaties gematigder dan in zijn eerste pamfletten, zij het dat een briefGa naar voetnoot1. van kardinaal Iñigo te verstaan geeft dat enkele zaken zijn weggelaten die eerder met boosaardigheid dan met geleerdheid te maken hadden. Hoe het ook zij, ik zal Zúñiga zijn lof toch niet onthouden. Omdat hij me in andere zaken van nut is geweest, zal ik hem geen steken toebrengen nu hij dood is. Het Nieuwe Testament wordt nu opnieuw gedrukt, met mijn aantekeningen. Daarvoor heb ik me danig uitgesloofd; had ik maar vanaf het begin de vereiste zorg hieraan besteed! De passage waarin sustoichei staat,Ga naar voetnoot2. heb ik op jouw aansporing met meer aandacht behandeld. Maar wat je toevoeging betreft over eigenlijke en dubbelzinnige termen: ‘is verbonden’ is niet minder dubbelzinnig dan ‘is aangrenzend’. Want zaken die onderlinge gelijkenissen vertonen, worden gewoonlijk eerder ‘aangrenzend’ genoemd dan ‘verbonden’. Chrysostomus deinst niet terug voor de term geitniazei, ‘is naburig’. In de topografie en de geschiedenis heb ik veel vergissingen begaan door geloof te hechten aan de verzamelwerken van Hieronymus, Beda en andere recentere auteurs. De passage over Reggio is verbeterd, al had ik datgene wat Zúñiga afkeurt over de afstand, overgenomen van Hieronymus, en als ik me niet vergis, geldt hetzelfde voor de ligging in Griekenland. Niettemin denk ik dat de passage bedorven is. Zowel Chrysostomus als Theophylactus plaatsen Nicopolis in Thracië en, als ik me niet vergis, ook de Catalogus locorum.Ga naar voetnoot3. Uit de verhaallijn werd me duidelijk dat de stad niet in Thracië kon liggen en ik heb me erover verwonderd welke bron Chrysostomus heeft gevolgd, of het moet zijn dat hij ‘Thracië’ schreef voor ‘Ambratia’ of ‘Ambratium’.Ga naar voetnoot4. De passage is al verbeterd. De Cato van Cicero heb ik helemaal niet van aantekeningen voorzien. Ik heb alleen aantekeningen gemaakt bij de Officia, en dat 36 jaar geleden.Ga naar voetnoot5. De rest heeft FaustoGa naar voetnoot6. toegevoegd nadat ik naar mijn land was teruggekeerd. Of Goclenius naderhand nog iets heeft toegevoegd, weet ik niet. Wat jouzelf betreft, heb ik de plank volledig misgeslagen. Een zekere Ge- | |
[pagina 322]
| |
nesius Mendesius heeft me eens vanuit Rome een brief in het Grieks geschreven. Daarna, toen ik jouw boekGa naar voetnoot7. had gekregen, heb ik de titel niet zorgvuldig bekeken en dacht ik dat het om dezelfde auteur ging. Hij noemde zich een Portugees. Dat jij uit Cordoba komt, wordt me nu voor het eerst verteld, of in elk geval dringt het nu pas tot me door. Overigens wist ik ook zonder geografen wel dat de vader van Seneca een Spanjaard was en uit Cordoba kwam, maar ik heb er geen enkele moeite mee, beste Sepúlveda, dat je mijn suffigheid aan de kaak stelt. Ook ik weet niets van een verweerschrift van Zúñiga tegen Jacques Lefèvre, behalve dat hij het zelf citeert. Zijn stelling was dat Lefèvre ontkend had dat de gangbare editie van het Nieuwe Testament van Hieronymus was of door hem was gecorrigeerd. Mijn versie op basis van Griekse teksten houdt geen veroordeling in van onze gangbare editie, aangezien ik zeg dat de vertaler daarvan over een manuscript beschikte dat op veel plaatsen zuiverder was dan de manuscripten die Chrysostomus of Theophylactus hadden. Bovendien heb ik niet te maken met ketters, maar met Athanasius, Chrysostomus en Cyrillus. De voornaamste oorzaak van tekstbederf bij de Grieken is dat een kopiist in de tekst opnam wat een of andere geleerde in de marge had genoteerd uit een andere passage uit het evangelie. Dat je het gezag van de pauselijke bibliotheek laat gelden, zou ik accepteren als het manuscript waarop kardinaal FranciscoGa naar voetnoot8. van Spanje zich baseerde, hem niet vanuit de pauselijke bibliotheek als authentieke tekst was toegezonden. En dit manuscript komt vrijwel overeen met mijn manuscripten. De Gouden Bul heb ik ook zelf niet gezien. Bisschop CuthbertGa naar voetnoot9. van Durham, een bijzonder geleerd man, heeft me erover verteld en ik geloofde hem. Hij zei niet dat de correctie van manuscripten in de Bul werd vermeld, maar wel dat een aanpassing van de Griekse manuscripten had plaatsgevonden. Ik heb zelf een manuscript met de evangeliën uit de bibliotheek van Reuchlin gezien dat volkomen overeenstemde met onze gangbare Latijnse tekst, al was dat wel van jonger datum. Graag zou ik me nog verder met je onderhouden, zeergeleerde heer, maar mijn arme lichaam is al afgemat van het vele schrijven; ik zal je een andere keer, als ik er de tijd voor heb, uitvoeriger schrijven. Het ga je goed. Freiburg, 3 juni 1534 Als je je stoort aan fouten, weet dan dat ik mijn brief niet heb overgelezen. |
|