2950 Van Jacobus V van Schotland
Holyrood, 1 juli 1534
Jacobus, bij de gratie Gods koning van de Schotten, aan de zeergeleerde heer Erasmus van Rotterdam, gegroet
Uw verzoek,Ga naar voetnoot1. zeergeleerde Erasmus, wordt naar zijn aard door ons beschouwd als afkomstig van een man die ons bijzonder toegewijd is, en u lijkt datgene te bepleiten wat niet kan worden veronachtzaamd zonder de christelijke religie de grootste schade te berokkenen. U kunt dan ook zelf bedenken hoe welkom de onverwachte aanbeveling van Erasmus was het lutheranisme te verjagen als de gemeenschappelijke vijand van de christenen. Dat u de vroegere betrekkingen in herinnering roept die tussen u en onze vader en broer bestonden, en hun dood openlijk betreurt, doet u in overeenstemming met de buitengewone minzaamheid waarmee u vriendelijke woorden meegeeft aan hen die zo lang geleden overleden zijn. Om die reden erkennen wij u zeer verplicht te zijn, u die onze verwanten nauwelijks anders vereert, verheerlijkt en bemint dan als zij zouden leven. U heeft dan ook met recht gemeend, Erasmus, dat u niet aan een vorst schreef die onbekend met u was. U zult de geest van een bevriende koning bereid vinden niet alleen in deze zaak uw wens te volgen, maar ook in een nog veel belangrijker aangelegenheid, als die zich voordoet. Houdt u daarom vol, zeergeleerde Erasmus, en blijft u ons en onze naasten uw bijzondere genegenheid toedragen; er zal voor worden gezorgd dat u dit niet zonder beloning doet.
Het ga u goed, zeergeleerde heer. Uit onze residentie Holyrood, 1 juli van het jaar 1534 sinds de vleeswording van de Heer