2940 Aan Bonifacius Amerbach
Freiburg, 4 juni 1534
Voor je zorg voor de briefGa naar voetnoot1. zeg ik je dank. Al enkele dagen gaat het me beter, maar ik leef om nieuwe kwellingen te doorstaan. Ik had het misschien aangedurfd me op reis te begeven als het Bellona niet onverdraaglijk zou zijn dat het ergens veilig was. Als Karel en Ferdinand hun troepen gereedmaken voor de strijd, zal het voor mensen zoals ik nog erger worden.
Ik kan het nauwelijks verkroppen dat ik zo word behandeld door dat monsterGa naar voetnoot2. waarover ik je in jouw bijzijn heb verteld. En hij overtreft zichzelf dagelijks. Ik vermoed dat ketters hem ertoe hebben aangezet naar een vertrouwelijke omgang te streven om alle geheimen na te speuren, zodat hij, daarmee gewapend, mij in het verderf kan storten. Ik nader mijn zeventigste jaar; een dergelijke smaad is me nooit eerder aangedaan en evenmin is het ooit voorgekomen dat ik in aanvaring kwam met een dergelijk monster. De man heeft een duivelbezweerder nodig.
Als ik jou was, zou ik mijn schoonvader aanraden, als die van plan was te trouwen, de vrouw te nemen van wie hij een zoon heeft, op gematigde huwelijkse voorwaarden.Ga naar voetnoot3. Is hij dat niet van plan, dan moet hij haar niet nemen vanwege het kind, maar een uitweg zoeken uit de affaire. Het ga je goed. Mijn groeten aan de arts Basilius. Jou en de andere dierbaren wens ik alle goeds.
Freiburg, Sacramentsdag 1534
Erasmus van Rotterdam, volledig de jouwe
Aan de hooggeachte heer Bonifacius Amerbach, doctor in de beide rechten, zijn vriend. Te Bazel