De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2937 Van Johann Koler
| |
Hartelijk gegroetDe dag voordat ik mijn brief aan jou schreef, kondigde Johann Paumgartner me aan dat hij een bode had die de dag daarna rechtsreeks naar jou zou vertrekken, en dat ik, als ik je iets wilde schrijven, daartoe de mogelijkheid had. Zeer verheugd dat ik eindelijk beschikte over een bode die naar jou toeging, tekende ik de bijgevoegde brief aan je op. Maar voordat onze man hier vertrok, verscheen onverwachts de bode die deze brief overbrengt, en die me een pakket brieven van jou overhandigde. Het ging om brieven aan zijne eminentie de kardinaal van Trente, aan Paumgartner en aan Georg Hörmann,Ga naar voetnoot1. die ik allemaal meteen heb doorgestuurd, omdat ik gelukkig een bode naar de kardinaal van Trente trof. Ook heb ik Paumgartner zijn brief gegeven, die jou ongetwijfeld eveneens via deze bode zijn antwoord stuurt. Jouw Purgatio heb ik met graagte gelezen en ik was er blij mee. Je hebt uit eigen beweging gedaan waartoe ik je in de bijgevoegde brief bij herhaling heb aangespoord. Maar je hebt de man met meer zachtheid behandeld dan zijn onbeschaamdheid verdiende; ik zou willen dat je je pen nog meer had gescherpt. Wat me in jouw Purgatio vooral stoort is dat je schrijft dat je nooit bent opgehouden Luther genegenheid toe te dragen. Hoe kan het dat je Lu- | |
[pagina 300]
| |
ther bemint, die je van zoveel gruwelijke misdrijven heeft beschuldigd en je zoveel grove beledigingen heeft toegevoegd? Een man bovendien die door zoveel pauselijke en keizerlijke veroordelingen en bliksems is getroffen, die zich aan alle furiën heeft overgeleverd, die nooit in zijn leven iets heeft geschreven dat niet vol staat met onbesuisde en uitzinnige beledigingen, monsterlijke leugens en rebels geschreeuw - kom op, Erasmus, ben jij nooit opgehouden een dergelijk man, een pestbuil zonder weerga, genegenheid toe te dragen? Je zult zeggen dat het de plicht van een christen is degenen lief te hebben die ons haten. Toch kan ik nauwelijks geloven dat jij je genoodzaakt ziet een man als Luther lief te hebben. Misschien dat het goed zou zijn hem niet te haten, maar Christus draagt je niet op hem lief te hebben, aangezien zijn gemeenheid, zijn onbeschaamdheid en zijn hardnekkige boosaardigheid beslist geen liefde verdienen of de welwillendheid van een goed mens waard zijn. Wie zou hem liefhebben terwijl hij, nooit door het minste woordje gekrenkt, jou zulke beledigingen naar het hoofd slingert, zoveel laster over je uitstort, jou vals beschuldigt van zoveel misdaden? Je hoeft je in het vervolg niet meer te beklagen over je zwakke maag; je maag is maar al te sterk, als je zulke grove laster en een dergelijke hoeveelheid beledigingen zo gemakkelijk kunt verteren. Ik voor mij ben zo christelijk niet; met dat geduld van jou ben je me veruit de baas. Wat betreft je vraag hoe de zaken er hier voorstaan, moet je weten dat we hier eerder vastzitten dan dat we hier blijven wonen, en dat het nog niet voor me vaststaat hoe we hier zullen blijven, aangezien dit afhangt van de wil van opstandige en ons vijandig gezinde lieden. De gemoederen zijn ietwat bedaard na dat laatste oproer,Ga naar voetnoot2. omdat in de tussentijd onderhandelingen plaatsvonden over een dispuut. Die evangelischen eisten niet minder dan dat onze predikers het zwijgen werd opgelegd; als dit niet kon worden bereikt, moesten ze in elk geval worden verplicht rekenschap af te leggen van hun leer en geloof. Na diverse twistgesprekken kwam het ten slotte tot het voorstel dat een dispuut zou worden gehouden met onze bisschopGa naar voetnoot3. als arbiter, en dat de stellingen van beide partijen ten overstaan van hem zouden worden besproken. Zij namen dit voorstel aan met de verzekering dat ze onze bisschop zonder bezwaar als arbiter konden aanvaarden op voorwaarde dat hij niet ambtshalve zou voorzitten, maar als een goed man en christelijk vorst. De zaak is nog niet begonnen. Onze predikers hebben verzocht de artikelen waarover gedisputeerd gaat worden aan hen voor te leggen, zodat ze weten waarover de andere partij in twijfel staat of vragen wil stellen. Maar er is nog geen antwoord gekomen. Ik denk dat de hevige oorlogswoelingen | |
[pagina 301]
| |
waar we nu mee te maken hebben, misschien tot andere besluiten zullen leiden. De hertog van Württemberg brengt ons met zijn bondgenoot, de landgraaf van Hessen,Ga naar voetnoot4. misschien op andere gedachten. Iedereen verkeert in spanning. Niemand kan zich zelfs maar voorstellen wat er uiteindelijk gaat gebeuren of wat de opstanden ons zullen brengen. De landgraaf versterkt zijn troepen dagelijks en men zegt dat hij nieuw krijgsvolk werft nu hij rijkelijk van Frans goud is voorzien. De Beieren ten slotte houdt men voor de aanstichters van deze affaire en voortdurend gaat het gerucht dat de koning van Frankrijk in de afgelopen dagen 300.000 dukaten aan hen heeft toegekend. De koning is door iedereen verlaten en zal van het toneel worden gejaagd als de keizer hem niet te hulp schiet. De bijeenkomst van de Zwabische Bond was voorzien voor vandaag. Maar tot dusver is er niemand gekomen en ik denk ook niet dat er iemand zal komen. Het Franse goud stort de Duitsers in het verderf. Alles lijkt te zijn bekokstoofd uit afkeer van de keizer en vooral van koning Ferdinand. De overige rijksgroten zitten met de handen in de schoot en gedragen zich als toeschouwers. Intussen handelen die twee hun zaken af, of eerder de zaken van de Fransen. Totdat de keizer iets aan deze troosteloze toestand doet (als hij er tenminste ooit iets aan wil doen), is het met ons gedaan. Ik voorzie dat een geweldige storm zal opsteken die heel Duitsland zal ontvolken en vernietigen. Paumgartner was enkele dagen afwezig. Fugger daarentegen was enkele maanden in Augsburg en is nu dan eindelijk, op de dag voor Hemelvaart, met zijn huishouden vertrokken naar zijn stad en kasteel Weissenhorn. Ik denk dat hij, indachtig aan het geleden onrecht,Ga naar voetnoot5. dit jaar niet wenst uit te zien naar een hangend Christusbeeld. Wat betreft jouw assistent van wie je denkt dat hij hier is aangekomen, moet je weten dat niemand is aangekomen; het is me bovendien niet duidelijk welke assistent je bedoelt. Maar je moet weten dat niemand van jouw medewerkers (behalve die jongen)Ga naar voetnoot6. hier is aangekomen. Als iemand was aangekomen, had dat niet voor me verborgen kunnen blijven. In je laatste brieflijk je je erover te beklagen dat je een te ruim gebruik van muskaatnoten hebt gemaakt, waardoor je het nu zonder moet stellen. Ik stuur je daarom nu via deze bode enkele pondenGa naar voetnoot7. muskaatnoten mee die ik van Fugger heb gekregen (want je moet niet denken dat ik ze gekocht heb). | |
[pagina 302]
| |
Ik had een grotere hoeveelheid willen sturen, maar ze leken minder vers en er werden eerdaags versere uit Portugal verwacht. Als die zijn aangekomen zal ik er, als ze vers zijn, meer naar je sturen, want Fugger heeft me opgedragen in jouw naam alles weg te pakken wat ik wil of waarvan ik denk dat het je welkom is. Ons hier is verteld dat in Brabant en de Nederlanden veel jongedames van grote vroomheid die over een profetische geest beschikken, onder de gelofte van kuisheid leven, en dat ze niet onderworpen zijn aan enige monastieke regel, maar in particuliere huizen onder de voogdij van hun ouders een heilig leven leiden en zelfs bekend staan om hun wonderen. Over hen worden zulke bijzondere dingen verteld dat het bijna niet meer geloofwaardig is (al betwijfel ik niet dat God overal zijn heiligen heeft). Ik wilde je hier niettemin op wijzen, in de hoop dat je het ons wilt vertellen als je over die jongedames iets met zekerheid weet. Schrijf me alsjeblieft terug zodra je de beschikking hebt over een bode die in onze richting gaat, zodat ik weet of de muskaatnoten al dan niet zijn bezorgd. Jouw Purgatio heb ik vandaag aan onze bisschop Christoph toegestuurd. Ik hoopte dat hij hier zou komen voor de bijeenkomst van de Zwabische Bond, die hij uit naam van de keizer pleegt voor te zitten. Maar ik denk niet dat hij zal komen, aangezien hij tot nog toe geen opdracht heeft gekregen. Ik kan me er zelfs geen voorstelling van maken wat voor toestand we niet alleen hier maar in heel Duitsland zullen krijgen. Ik denk niet dat Luther zich rustig zal houden. Jouw antwoord zal hem veeleer ergeren dan verzoenen. Hij zal doen wat hij heeft beloofd en zijn vonnis over jou aan de wereld nalaten. Mocht hij antwoorden op jouw Purgatio of nog een keer met dergelijke onbeschaamdheid tegen je tekeergaan, dan vraag ik je eveneens je pen te scherpen om hem eindelijk te doen verstaan dat je een man bent, tenzij je je zaak liever bij Melanchthon wilt bepleiten zodat Luther je niet kan aanpakken, zoals je tegenstrevers lasterlijk beweren dat je gedaan hebt. Je hebt geen idee wat roddelaars hier uitkramen. Rest me je alle goeds te wensen en schrijf me alsjeblieft terug zodra je kunt, zodat ik weet hoe het met je gaat en waarmee je bezig bent. Op mij kun je volledig rekenen. Het ga je goed. Moge Christus je ongeschonden bewaren. Gegeven op 25 mei 1534 Je herkent de hand van je Koler |
|