De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

2914 Aan Damião de Gois
Freiburg, 11 maart 1534

Hartelijk gegroet. Het verheugt me dat mijn brief^1. je heeft bereikt, hooggeachte Damião, en dat het leven aan het hof aan je verwachtingen voldoet. Jouw brief en die van de ander^2. die me in jouw opdracht geschreven heeft, en dat op zeer vriendelijke wijze, heb ik terzijde gelegd om te beantwoorden, maar ze wilden me tot dusver niet in handen komen en intussen heeft de jicht mijn rechterhand zozeer in haar greep dat ik zelfs geen jota op papier krijg. Bovendien was jouw brief van dien aard dat antwoorden onnodig was. Ik meende me daarom niet veel moeite te hoeven getroosten om je te schrijven, niet wetend of mijn brief je daarginds zou bereiken. Aan die ander zal ik binnenkort schrijven zodra ik weer de beschikking heb over mijn rechterhand.

Ik wil heel graag weten waar onze Resende verblijft en wat hij doet; ik heb bijna nooit iemand ontmoet die vriendelijker is dan hij, hoewel ik nooit iets voor hem heb gedaan en ook niet zie wat ik ooit voor hem zou kunnen doen. Ik heb het gedicht^3. gelezen waarin hij de festiviteiten beschrijft die in Brussel zijn gehouden vanwege de geboorte van een zoon^4. voor jouw koning en waarin hij alles zo schildert en voor ogen stelt dat ik in zijn gedicht veel meer heb gezien dan als ik erbij aanwezig was geweest. Ik heb de brief^5. herlezen die hij uit Regensburg heeft verstuurd en waarop ik destijds niet heb geantwoord omdat hij van hot naar her ging. Als ik weet waar hij zich ophoudt en ik weer over mijn rechterhand beschik, zal ik hem uitvoerig schrijven.

Grapheus klaagt nog steeds over zijn slechte gezondheid; om hem te troosten heb ik opdracht gegeven hem voor mijn rekening vijftig carolus-

1. Brief 2846.

2. Het is niet bekend om wie het gaat.

3. André de Resende, Genethliacon principis Lusitani (Bologna, 1533).

4. Filips van Portugal, zoon van Johan iii.

5. Deze brief is niet bewaard gebleven.

[p. 273]

gulden uit te betalen. De man verdient zowel een beter lot als een betere gezondheid.

Bonifacius Amerbach was vandaag bij mij, maar staat al weer klaar om te vertrekken. Hij vroeg me jou in zijn naam nadrukkelijk en hartelijk te groeten. Hij is zeer op je gesteld, evenals Henricus Glareanus, van wie ik niet weet of hij je zal schrijven. Hij heeft het namelijk heel druk met de aangelegenheden van de muzen.

Het ga je goed. Freiburg im Breisgau, 11 maart 1534

Met betrekking tot de Lappen^6. was ik van plan te gaan doen wat je wilde, maar de drukker^7. heeft me teleurgesteld, niet alleen in deze zaak. Ik heb niettemin gedaan wat mogelijk was: ik heb ervoor gezorgd dat jouw brief aan de bisschop^8. in het Duits is vertaald en is opgenomen in de Duitse versie van het boekje dat vertelt over de gehoorzaamheid die de Ethiopische koning aan de paus heeft betoond.^9.

De jicht is zover afgenomen dat ik met moeite kan ondertekenen.

Erasmus van Rotterdam, eigenhandig

Aan de hooggeachte heer Damião a Gois van Portugal, thesaurier van de doorluchtige koning. In het koninklijk paleis van Portugal

6. Zie brief 2826.

7. Waarschijnlijk Johannes Faber Emmeus, die ook het grafschrift van More niet wilde uitgeven.

8. Johannes Magnus.

9. Een Duitse versie van de Legatio (zie brief 2826, noot 5) is nooit gedrukt.