De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2905 Aan Juan Ginés de Sepúlveda
| |
[pagina 260]
| |
gen dat uit de aantekeningen van Zúñiga werd gekopieerd wat betrekking leek te hebben op de zaak. Dit heeft hij gedaan, maar de papieren zijn niet eerder bij me aangekomen dan nadat hij zich naar de keizer had begeven en ze tussen de papieren van Alfonso de Valdés had aangetroffen, samen met zijn brief, en ze daarvandaan naar me toestuurde, waarbij hij tegelijk liet weten dat Zúñiga op zijn sterfbed nadrukkelijk had bepaald dat niets van zijn aantekeningen mocht worden gepubliceerd, maar dat ze mij moesten worden toegezonden en dat ik er naar mijn goeddunken gebruik van mocht maken. Als jij iets hebt toegestuurd, weet dan dat dit niet bij mij is aangekomen. Het is trouwens inderdaad beter voor de reputatie van Zúñiga dat ze niet worden uitgegeven. Niet dat hij niet veel zaken goed heeft gezien, maar er staat ook veel lichtzinnige en overhaaste kritiek tussen, bovendien zaken die hij niet heeft begrepen, waarvan ik je een voorbeeld kan toesturen als je wilt, op voorwaarde dat de zaak niet in handen komt van het publiek - ruzies hebben we al meer dan genoeg. Het verbaast je dat ik sustoichei vertaal als ‘grenst aan’.Ga naar voetnoot3. Hieronymus gebruikt dezelfde term in zijn uitleg van deze passageGa naar voetnoot4. en maakte zich opmerkelijk genoeg helemaal geen zorgen over deze moeilijkheid; bovendien klinkt ‘grenst aan’ beter dan ‘is verbonden met’, de uitdrukking waarvan de vertalerGa naar voetnoot5. zich bedient. Chrysostomus en Theophylactus vatten het zonder enige twijfel op als ‘is naburig’, en zaken die op elkaar lijken worden ‘naburig’ genoemd, maar vaker ‘aangrenzend’. Aangezien ik vaststelde dat de vertalers in deze passage van elkaar afwijken, leek het me niet goed die term in de vertaling nader toe te lichten, vooral omdat er nauwelijks een opvatting bij was die ik volkomen bevredigend vond. Het verbaast me niettemin dat ik in mijn aantekening geen melding heb gemaakt van mijn twijfel. Het verwondert me dat je Thomas een verwijt maakt. Hij dacht immers niet dat de Sinaï een berg was die vlakbij Jeruzalem lag, maar dat die met Jeruzalem ‘verbonden’ werd genoemd vanwege de ononderbroken tocht. Vanaf de Sinaï is de wet immers naar Jeruzalem gereisd. Over de uitdrukking sustoichei heeft Budé veel wetenswaardigheden verzameld in zijn commentaren op de Griekse taal,Ga naar voetnoot6. als je die zou willen inzien. Dankjewel voor je opmerkzaamheid. De aantekeningen van Zúñiga bij Hieronymus kwamen grotendeels te laat, want het boek met diens brieven was al in Parijs verschenen.Ga naar voetnoot7. Hij was een waardig, geleerd en zorgvuldig man, die de zaak van de letteren vele jaren | |
[pagina 261]
| |
diende en in zij n eigen onderwerpen opging; het spreekt nu uit de feiten zelf dat hij zijn leven lang niets anders heeft gedaan. Het verweerschrift dat hij tegen Lefèvre d'Etaples schreef,Ga naar voetnoot8. heb ik nog niet te pakken kunnen krijgen. Wat betreft je opmerkingen over het Griekse manuscript waarop je in de pauselijke bibliotheek de hand hebt weten te leggen en dat zoveel overeenstemming vertoont met de Vulgaat, moet je oppassen dat je geen vergeefse moeite doet. Het staat namelijk vast dat toen de Grieken een verdrag sloten met de kerk van Rome - zoals in de zogeheten Gouden Bul te lezen staat - ook in de bepalingen werd opgenomen dat de Griekse manuscripten, vooral die met de evangeliën, moesten worden aangepast aan de Romeinse versies,Ga naar voetnoot9. en ik ben zulke manuscripten zelf tegengekomen toen ik aan de uitgave van het Nieuwe Testament begon. Dat manuscript bevat daarom niets waarop je een oordeel kunt baseren. De Griekse tekst moet worden afgeleid uit de Griekse auteurs: Athanasius, Basilius, Origenes, Chrysostomus, Gregorius van Nazianze, Cyrillus. Uit de brief van zijne excellentie kardinaal Íñigo, die schreef dat jij hem zou vergezellen bij zijn terugkeer naar Spanje, had ik opgemaakt dat je niet in Rome was; dit was de reden waarom ik je niet heb geschreven. Tot zover het antwoord op jouw brief, die aan mij werd toegestuurd door de geachte heer Ambrosius van Gumppenberg, apostolisch protonotaris, ingesloten bij een briefGa naar voetnoot10. van hemzelf. Het ga je goed. Gegeven te Freiburg im Breisgau, 17 februari in het jaar 1534 na de geboorte van de Heer |
|