De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2906 Aan Johann Koler
| |
[pagina 262]
| |
Rome, verwonder ik me over de verkeerde opvattingen van sommige mensen. Maar naar het schijnt, is het voor hen een uitgemaakte zaak dat het kwaad waarvan de wereld is vergeven, met harde maatregelen moet worden genezen. Ik hoopte echter dat het probleem op gezag van een concilie met minder ongemak kon worden verholpen. Voor dat doel leek mijn boekje redelijk geschikt. Wat Luther tegen de mis heeft geschreven, weet ik niet, want ik heb begrepen dat diens boekjeGa naar voetnoot2. eerder is verschenen dan het mijne. Maar als hij zich op smadelijke wijze over de mis uitlaat, hoe zou hij daarvoor dan een aanleiding hebben kunnen vinden in mijn boekje, dat toch geen geloofsonderwerp met grotere zorgvuldigheid en eerbied behandelt dan de mis? Maar deze dingen zijn onvermijdelijk. Ik betwijfel niet dat de AnticiceronianusGa naar voetnoot3. waarover je schrijft, zeer veel gif bevat. Zúñiga is dood, maar lijkt een opvolger te gaan krijgen in Sepúlveda, leerling van Alberto Pio, bondgenoot van Zúñiga en de grootste blaaskaak van alle Spanjaarden. Zijn bijzonder stompzinnige en grievende pamfletGa naar voetnoot4. tegen mij heb je gezien, geloof ik. Als Italianen razend worden, doen ze dat goed ook: Agostino Steuco heeft mijn brief beantwoord,Ga naar voetnoot5. maar als een dolleman en zonder kennis van zaken. Ik dacht nog wel dat ik te maken had met een wijsgerig onderlegd persoon. Nausea ken ik alleen van één gesprek en uit enkele brieven. Hij heeft aan het hof van Ferdinand verslag uitgebracht over de Romeinen die aanstoot hebben genomen aan mijn werk over de kerkelijke eendracht, zoals ik opmaak uit een briefGa naar voetnoot6. van Johannes Fabri, bisschop van Wenen. Maar ik vraag me af welke taak de kardinaal van TrenteGa naar voetnoot7. aan Nausea heeft toevertrouwd, aangezien de laatste, voor zover ik kan afleiden uit zijn boeken en zijn brieven, niet bepaald uitblinkt in wijsheid. Want voordat hij naar het hof werd geroepen, verzocht hij mij per briefGa naar voetnoot8. een of ander werk aan de kardinaal op te dragen en in het voorwoord te betuigen dat zware taken aan niemand beter konden worden toevertrouwd dan aan hem. Hij lijkt niettemin op mijn hand te zijn. Ik moet vaststellen dat de vorsten en koningen met verziekte omstandigheden te maken hebben, als het waar is wat er wordt verteld over de graaf van Mirandola die in Italië met zijn kinderen is vermoord,Ga naar voetnoot9. over de citadel | |
[pagina 263]
| |
van Milaan die door de Fransen wordt belegerd, over de voivodeGa naar voetnoot10. die van alles tegen het verdrag onderneemt, over de Turkse vloot die bij vergissing zwaar is gehavend door Venetiaanse oorlogsschepen. Behalve wat je in je brief vertelt, gaat men in Parijs tekeer tegen de lutheranen na de afkondiging van een verschrikkelijk edict. Sommigen zijn in de gevangenis geworpen, anderen uit vrees op de vlucht geslagen, onder wie zich, zoals sommigen vermoeden, ook de zoon van CopGa naar voetnoot11. bevindt, die nu in Bazel woont, terwijl hij rector was van de universiteit van Parijs. Of dit waar is, weet ik niet, maar zeker is dat hij in Bazel verblijft, want hij heeft vanuit Bazel aan Baer geschreven. Béda is samen met zijn collega's teruggeroepen en viert grote triomfen. Enkele maanden geleden ging hier het gerucht dat het op gezag van zowel de theologen als het Parlement verboden was bepaalde geschriften van mij in Parijs te verhandelen. Maar dat lijkt mij onwaarschijnlijk en niemand van mijn vrienden heeft me iets dergelijks geschreven. De heerschappij van de franciscanen bloeit onder de huidige keizer. Wat met mij staat te gebeuren, is aan de Heer; mijn enige zorg is op dit ogenblik dat ik, die spoedig hiervandaan zal gaan, Christus een rein geweten laat zien. In Bonn woont een zekere franciscaan genaamd Nikolaus van Herborn,Ga naar voetnoot12. die het in een groot gebied voor het zeggen heeft, want hij is commissaris benoorden de Alpen. Hij heeft in Antwerpen een boek uitgegeven met preken voor de vastentijd die hij zogenaamd in Keulen voor het kerkvolk heeft uitgesproken, hoewel hij in het Latijn schrijft en zijn preken allerminst voor het volk zijn bestemd, maar zoveel dwaasheden bevatten dat geen enkel publiek iemand zou kunnen verdragen die zulke dingen uitkraamt. In dat boek is geen greintje vernuft, welsprekendheid of geleerdheid te vinden en zelfs geen spoor van een vrome geest. Kennelijk heeft hij de boel alleen maar samengeflanst om onder een religieuze dekmantel zijn gif te kunnen spuien. Vanuit de drukkerij zijn mij drie bladen toegestuurd, als een voorproefje van dat schitterende werk. Op het ene schrijft hij, te midden van andere aantijgingen, het volgende: Luther heeft een groot deel van de kerk voor zich gewonnen, Zwingli en Oecolampadius een ander deel, maar Erasmus het grootste deel. En daaraan voegt hij toe: het was goed geweest als die man niet geboren was. Op het andere vel noemt hij Luther, Zwingli en Oecolampadius soldaten van Pilatus die Christus hebben gekruisigd, en rekent hij ook mij tot hen, waar hij aan toevoegt dat ik in dezelfde geest en met dezelfde bedoelingen heb | |
[pagina 264]
| |
geschreven als zij, met als enige verschil dat ik het voor de grap doe en zij met ernst te werk gaan. Hij komt ook nog aan met een van de betere uitspraken van de monniken: dat ik de eieren heb gelegd en dat Luther en anderen de kuikens hebben uitgebroed.Ga naar voetnoot13. Ongetwijfeld is het hele werk vergeven van zulke kostelijkheden. Oprechte vrienden van mij schrijven dat lieden van dit soort aan het keizerlijk hof alles voor elkaar kunnen krijgen. Maria is niet meer dan een pleegkind van ons vaderland. Montigny,Ga naar voetnoot14. die zeer veel invloed heeft, is volledig op de hand van de franciscanen. De kardinaal van LuikGa naar voetnoot15. is een halfslachtige vriend en een bittere vijand als hem iets niet zint. De aartsbisschop van PalermoGa naar voetnoot16. verkoopt alleen maar mooie praatjes en anders niets. Maar als in Duitsland onlusten uitbreken, zit ik mooi tussen twee vuren.Ga naar voetnoot17. Toch maak ik me niet zoveel zorgen om mezelf, want ik vaar al bijna de veilige haven binnen. Als jij daarginds prettig kunt wonen, zelfs als van godsdienst wordt gewisseld, zou ik je geen verhuizing aanraden. Wat Fugger betreft gaat het me zeer aan het hart dat hij zichzelf meer heeft geschaad dan de fortuin of zijn tegenstanders hebben gedaan.Ga naar voetnoot18. Hij behoorde moed te vatten in die woelingen, in de hoop dat de zaak ten goede zou keren. Ik zou de man natuurlijk graag met raad bijstaan, maar aangezien ik de omstandigheden van zijn ziekte niet ken, zou het gevaar bestaan dat ik, als een onkundige chirurgijn, de wond zou verergeren door een verkeerde behandeling. Je vraagt me via deze bode terug te schrijven, maar de man die jouw twee brieven heeft bezorgd, zei dat hij die niet in Augsburg had ontvangen, maar ergens in de buurt, hier in de stad geloof ik. Uit Engeland komt helemaal geen nieuws en zelfs niet uit Brabant, behalve dat het gerucht dat de belangrijkste kerk daar grotendeels in vlammen is opgegaan,Ga naar voetnoot19. maar al te waar is. Als ik nieuws verneem bij de komende beurs, zal ik ervoor zorgen dat met je te delen. Over mijn gezondheid zou ik willen dat ik iets vrolijkers kon schrijven, maar de voetjicht, de handjicht of de gegeneraliseerde jicht heeft mij steeds weer te pakken en teistert al mijn gewrichten, verspringend van de ene plek naar de andere zodra ze de vorige voldoende gemarteld heeft. Bijna vier dagen lang is de pijn ondraaglijk; als daarna een zwelling is ontstaan, wordt ze iets minder, maar op de manier van veldheren die diverse forten belegeren, | |
[pagina 265]
| |
neemt ze met achterlating van een bezettingsmacht een ander lichaamsdeel in en gaat daar opnieuw tekeer, om daarna weer bij de minste aanleiding ofwel terug te keren naar een ander lichaamsdeel, ofwel nog erger te worden. Het pijnlijke lichaamsdeel verdraagt zelfs geen lichte aanraking, zodat het wel Anagyrus lijkt, dat men volgens het Griekse spreekwoord niet in beweging moet brengen.Ga naar voetnoot20. Ik vrees dat mijn arme lichaam, oud en door zoveel kwalen gebroken, niet lang tegen zulke veelvuldige kwellingen stand zal houden. Mijn Quirinus, naar wie je vraagt, verblijft hier als toehoorder van Zasius en gaat goed gekleed dankzij zijn Britse geld. Hij heeft zijn eigen bentgenoten, maar hierover een andere keer meer als ik tijd heb; om sommige dingen zul je moeten lachen. Dit als antwoord op jouw eerste brief, geschreven op 1 februari.Ga naar voetnoot21. Ik kom nu toe aan de andere brief, eerder geschreven maar op dezelfde dag bezorgd. In mijn brief aan Paumgartner maak ik geen melding van de brief waarin ik zijn lof verkondig;Ga naar voetnoot22. ik stuur alleen maar het boek toe over de voorbereiding op de dood. Het leek me namelijk gepaster dat hij van jou hoorde dat hij werd geprezen en niet van mij. Maar omdat je vertelt dat je wegkwijnt van verlangen naar dat boek, heb ik meteen deze jongen uitgezonden die uit zichzelf al reislustig is, om te voorkomen dat je van verlangen zult sterven. Ik ben alleen bang dat je zult zeggen dat je kolen in plaats van een schat hebt gekregen.Ga naar voetnoot23. Ik weet dat Paumgartner altijd klaarstaat om zijn welwillendheid te tonen, maar zorg ervoor dat aan die jongen niets wordt toevertrouwd behalve brieven en dergelijke, tenzij hij misschien met een gouden muntje zijn reisgeld wil aanvullen. Want hij is nog niet lang bij mij in dienst en zal dat waarschijnlijk ook niet lang blijven. Als de bisschopGa naar voetnoot24. in Augsburg is, zorg dan dat hij ontvangt wat ik de jongen heb meegegeven. Als hij intussen in Dillingen is aangekomen, geef de jongen dan opdracht daar langs te gaan bij zijn terugreis; als hij van kasteel naar kasteel trekt, neem dan alles van de jongen aan en zorg ervoor dat het bij de eerste de beste gelegenheid aan de bisschop wordt overhandigd. Desgelijks: als Paumgartner langere tijd afwezig mocht zijn, is het niet nodig dat de jongen hem achterna gaat, maar kan zijn dienaar Christoph Gering een en ander aan hem overhandigen. Veel mensen zeggen dat mijn kwaal geen jicht is, maar een bijzonder soort ziekte die in de volksmond ‘Sucht’ wordt genoemd. Velen hier zouden daaraan lijden. Het spijt me dat we zoveel ongelukken met elkaar moeten delen. | |
[pagina 266]
| |
Een trouwe en bekwame assistent is inderdaad geen gering onderdeel van het geluk van een mens. Helaas is de wereld vol misdadige lieden die zich van een religieuze dekmantel bedienen. Zelf had ik naast de jongen twee assistenten aangenomen, maar ik heb me al snel van hen ontdaan. Zorg ervoor dat het boekjeGa naar voetnoot25. niet daarginds wordt gedrukt, om te voorkomen dat Froben daardoor schade lijdt. Ik hoop dat deze jongen mij goed nieuws zal brengen over je gezondheid. Doe de groeten aan mijn vrienden, als die nog daarginds verblijven. Als ik weer de beschikking heb over mijn rechterhand, zal ik je uitvoeriger schrijven. Het ga je goed. Gegeven te Freiburg im Breisgau, 19 februari in het jaar 1534 na Christus' geboorte Je Erasmus van Rotterdam, met diens eigen stem maar met andermans hand Aan de hooggeachte heer Johann Koler, proost van Chur. Te Augsburg |
|