De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

2898 Aan Nicolaus Olahus
Freiburg, 23 januari 1534

Erasmus van Rotterdam aan Nicolaus Olahus, thesaurier van Székesfehérvár, secretaris en raadsheer van de doorluchtige koningin Maria etc., gegroet

De kwellende pijn in de ledematen kwam zo dikwijls terug dat ik niet weet wat ik moet verwachten van mijn povere lichaam, dat brozer is dan glas. Vanaf kerstmis heb ik ernstig geleden en ik vrees het ergste zodra de huidige vrieskou is verdwenen. Ik heb dan ook mijn testament opgemaakt en mijn boek over de voorbereiding op de dood is ter perse. De rest is in de handen van de Heer; als hij me een althans matige gezondheid geeft, heb ik besloten tegen eind april naar jullie terug te keren.

In Antwerpen is een boek gedrukt van een of andere ongeletterde, dwaze, onbeschaamde en dolzinnige schurk,^1. die mij ongelofelijke beledigingen naar het hoofd slingert. Hij lijkt zijn preken met geen andere bedoeling te hebben uitgegeven dan om zijn gif erdoorheen te mengen - in het hele boek is geen vonkje te bespeuren van een vrome geest. Als het dergelijke monsters bij jullie vrijstaat te doen waar ze zin in hebben, weet ik niet of het goed voor

1. Nikolaus Ferber; zie brief 2896, noot 3.

[p. 255]

mij is daarheen terug te keren, wat ik niettemin om vele redenen graag wil. Je kunt volledig inzicht krijgen in de zaak aan de hand van de bladen die ik aan deze brief toevoeg. Als het je goeddunkt, kun je die delen met vrienden en met mensen die naar jouw mening zulke schreeuwlelijken kunnen intomen. Hechtte de keizer maar niet zoveel waarde aan dit soort mensen, als men hen tenminste mensen moet noemen! Sinds Lieven^2. hier is weggegaan, is er niets van jullie bezorgd; misschien zullen er brieven komen met de beurs van Frankfurt. Beveel mij intussen aan bij de illustere hertog van Aarschot.^3. Mijn hartelijke groeten aan de Deen,^4. aan wie ik nog niet heb teruggeschreven, omdat de tijd daarvoor ontbrak.

Het ga je goed. Freiburg, 23 januari 1534

2. Lieven Algoet.

3. Philippe de Croÿ.

4. Jakob Jespersen.