De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2894 Van Tielmannus Gravius
| |
[pagina 247]
| |
leerdheid, als zijn coadjutor aangewezen, wat door het pauselijk gezag moet worden aanvaard en bekrachtigd. Als u het werk had gezien dat ik in deze zaak heb verzet, deels bestaand uit de voorbereiding van brieven, deels uit de samenstelling van documenten die in lengte zelfs elke pauselijke oorkonde overtreffen, zou ik bij u nauwelijks enige verontschuldiging nodig hebben gehad. Wat betreft het feit dat u mij met zoveel goede trouw op de hoogte heeft gesteld van alle omstandigheden betreffende het leven dat mijn zoon Bernardus daarginds heeft geleid, weet ik bijna niet (God zij mij genadig) of u mij met een andere dienst nog meer aan u had kunnen verplichten. Wat ik namelijk eerder, als door een nevel en als het ware in de vorm van een raadsel, van zijn karakter, zijn leven en zijn gewoonten heb gezien, neem ik nu waar alsof het mij in een spiegel wordt getoond.Ga naar voetnoot3. De liefdevolle toegeeflijkheid van de ouders en de blinde genegenheid voor hun kinderen zijn soms zo groot dat zij niet meer kunnen zien wat het meest aan hun welzijn bijdraagt. Hoewel ik wat dit betreft nooit ben tekortgeschoten (aangezien ik er thuis zelf en buitenshuis bij anderen, aan wie ik hen voor hun opvoeding had toevertrouwd, altijd voor heb gezorgd dat mijn kinderen met ijzeren discipline op het rechte pad werden gehouden), zou ik me toch bespottelijk maken en meer dan zot zijn als ik inzake wat u over Bernardus heeft geschreven, niet zou instemmen met het oordeel van een zo groot man, wiens betrouwbaarheid voor mij altijd heilig is geweest en zijn zal, zolang ik leef. Toen hij naar ons was teruggevlogen, ontving ik hem niet heel vriendelijk en met een weinig vrolijk gezicht. Toch liet ik wijselijk veel zaken onaangeroerd die hij nog niet begrijpt maar eens zal begrijpen wanneer hij, als de vaderlijke welwillendheid is weggevallen, aan zijn lot is overgelaten zodat hij in staat is te leven zoals hij wil. Ik zou hem niet hebben teruggeroepen als ik uit uw brief niet zulke onaangename dingen over zijn gedrag had vernomen. Wie zou immers willen dat zijn zoon zijn dagen zo nutteloos in uw huis doorbrengt dat u er niets anders aan overhoudt dan ongemak en ergernis? Niemand, zeg ik, behalve iemand die er geen benul van heeft hoe onaangenaam en onaanvaardbaar het is de studie en de rust van geleerden te verstoren door met onbeschaamde lieden om te gaan. U had aangeraden hem naar Frankrijk of naar Italië te sturen. Wie zou dat aandurven en daar zijn hele bezit mee riskeren? Welke hoop bestaat er nog op toekomstige vooruitgang bij middelmatige geleerden nu hij bij de grootste literaire coryfee in de hele christelijke wereld zo'n triest resultaat heeft behaald? Wiens gezag zal hij | |
[pagina 248]
| |
nog gehoorzamen nu hij zich niet heeft willen onderwerpen aan uw juk, dat voor een leergierig man niet lichter, draaglijker en zachter kan zijn? Hij moet, om alles eens in enkele woorden samen te vatten, een onvriendelijk, onhebbelijk, onbeschaafd, onedel, hardvochtig, brutaal, weerbarstig en koppig karakter hebben om met minachting van uw gezag te doen waar hij zin in had en zich daarheen te laten voeren waar niet het bezonken oordeel, maar de zotheid en de ongeregelde driften hem heentrekken. Hij verblijft nog steeds bij mij, maar ik bekommer me niet om hem, alsof hij mijn zoon niet is. Ik kan namelijk niet het toneelstuk van zijn levenswandel vergeten dat de onbekwame regisseur daarginds op zo bedroevende wijze heeft opgevoerd. Tegen de komende zomer zal ik iets anders beslissen, dat hem denkelijk niet zo aangenaam zal zijn. Uit de rekening die hij mij heeft gegeven, heb ik opgemaakt dat u 34 gulden heeft ingehouden voor zijn uitgaven. Als dat sommetje niet volstaat, zal ik graag en met alle plezier zoveel bijleggen als u wilt. Agrippa heeft zijn verweerschriftGa naar voetnoot4. tegen een aantal zogenaamde theologen aan mij gegeven, samen met een brief, om bij gelegenheid naar u door te sturen. Ook heb ik enkele dagen geleden uit Antwerpen twee pakketten met brieven ontvangen, die ik hierbij eveneens toestuur. Als u hier bij ons of in Brabant, in het hertogdom Gulik, in Kleef of ergens anders iets heeft waarvoor gezorgd moet worden, laat u me dat dan weten en ik zal ten zeerste bereid zijn tot elke dienst die u verlangt, zoals ik dat steeds ben geweest. Het ga u goed. Uit Keulen, in het jaar des Heren 1533, daags na kerstmis Uwer waardigheid zeer toegewijde dienaar, Tielmannus Gravius Aan de grootmeester van de gewijde en de profane letteren, Desiderius Erasmus van Rotterdam, altijd te eerbiedigen heer en beschermer |
|