2888 Van Viglius van Aytta
Bazel, 10 december 1533
Aan Erasmus van Rotterdam
Voordat ik je briefGa naar voetnoot1. kreeg, heb ik je in weinig woorden verteld wat ik hier deed en wat de oorzaak was van mijn oponthoud. Maar van Hieronymus begreep ik dat mijn briefGa naar voetnoot2. je niet op betrouwbare wijze is bezorgd, of in elk geval later dan ik wilde. Dat jij me als eerste schreef, was mij zo aangenaam als alles wat door Erasmus aan Viglius wordt geschonken, en hoewel dat zeer veel en van het grootste gewicht is, heb ik het altijd als een groter geschenk beschouwd naarmate ik het minder verdiende en jij je inspant om jouw spontane welwillendheid jegens mij dagelijks met meer weldaden te vergroten.
Tevoren was ik helemaal niet van plan hier te overwinteren en ik heb daartoe nog niet besloten, maar ik ben naar Bazel gegaan met de bedoeling te zien wat er met mijn Griekse Institutiones was gebeurd en om het tweede manuscript te vergelijken met het eerste, wat ik binnen enkele dagen dacht te voltooien, zoals ik je gezegd heb. Maar ik had uit Italië enkele van mijn commentaren op het civiele recht meegenomen en was niet onwillig er een aantal in druk te geven, maar ik dacht niet dat Froben die geschikt zou achten voor zijn uitgeverij. Toen ik er vervolgens Amerbach van liet proeven, beval hij ze zozeer bij Froben aan dat die er mij uit zichzelf om vroeg. Dat was voor mij de aanleiding langer te blijven, zodat het werk zorgvuldiger en volgens mijn wensen zou worden uitgegeven. In mijn laatste brief heb ik je dit verteld en toestemming gevraagd later voor je brieven te mogen zorgen, en die vraag ik je nu opnieuw te geven. Als je de brieven terug wilt of als je iets anders wilt schrijven of aan mij wilt opdragen, zal ik voordat ik vertrek mijn eigen bode naar je toesturen.
Met betrekking tot de religieuze overtuigingen in deze stad volg ik je raad, waarvoor ik je dank zeg. Mijn houding tegenover de godsdienst is altijd zo geweest dat ik, zoals ik allerminst bijgelovig ben, evenmin gemakkelijk toegeef aan nieuwe meningen of leerstellingen. Hierin heb ik niet alleen jouw voorbeeld gevolgd, maar jou ook altijd als leermeester voor ogen gehouden, zodat ik wat door jou werd goedgekeurd, ook zelf kon aanvaarden, en wat door jou werd verworpen, ook naar mijn overtuiging vervloekt was. Die houding heeft zich zozeer ik mij vastgezet dat ik niet bang ben dat iemand die mij uit het hoofd zal praten. Ik heb geen omgang met verkondigers van leerstellingen, ook niet met degene voor wie ik mij volgens jouw uitdrukkelijke waarschuwing moet hoeden.Ga naar voetnoot3. In het vervolg zal ik dat zeker met nog meer nauwlettendheid doen, omdat ik in de gaten heb dat je niet ten onrechte zo over hem denkt. Amerbach, een zeer geleerd en uiterst vriendelijk man, met mij verbonden door de studie en hetzelfde beroep, staat intussen niet toe