De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDesiderius Erasmus van Rotterdam aan de hooggeboren heer Thomas, graaf van Wilthire en Ormond, gegroetU roept mij op tot de toppen van de christelijke wijsbegeerte, zeer vermaarde heer (maar vermaarder om zijn streven naar vroomheid dan om de versierselen van de fortuin), wanneer u mij aanspoort aan de bestaande commentaren een desnoods korte verhandeling toe te voegen over hoe men zich moet voorbereiden op de dood.Ga naar voetnoot1. Het gaat hier immers als het ware om het slotbedrijf van het toneelspel van het menselijk bestaan, waarvan het eeuwig heil van de mens of zijn eeuwige verderf afhangt. Hier speelt zich de laatste strijd af met de vijand, waarvan de soldaat van Christus de eeuwige triomf verwacht als hij overwint, de eeuwige schande als hij overwonnen wordt. Eerlijk ge- | |
[pagina 231]
| |
zegd was ik allang volop met dit onderwerp bezig toen uw aandrang mij als het ware de sporen gaf terwijl ik in galop was. Al dacht ik toen alleen na voor mijzelf. Maar in uw vroomheid verlangt u dat ook deze vrucht door mij met velen wordt gedeeld. Moge de goedheid van de Heer uw heilige wensen en mijn poging een gelukkige uitkomst schenken; ik zal mij zeker niet onttrekken aan zijn wil, want ik denk dat het door zijn ingeving is dat mijn volgzaamheid door u wordt verlangd. Het ga u goed. Freiburg im Breisgau, 1 december 1533 |
|