De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2870 Aan Désiré Morel
| |
[pagina 203]
| |
einde maakt. Om te voorkomen dat me deze winter hetzelfde gebeurt, heb ik mijn assistent Gilbert Cousin - die me om veel redenen dierbaar is, maar des te meer omdat hij een naaste verwant van je is - op pad gestuurd om me twee of drie vaten te bezorgen. De officiaalGa naar voetnoot2. is volgens mij nog niet van zijn missie teruggekeerd, want hij schreef me onlangs allervriendelijkst uit Luzern, en ik hoorde dat de heer François Bonvalot dit leven heeft verlaten.Ga naar voetnoot3. Met des te meer klem vraag ik je onze Gilbert met je raad bij te staan, zodat hij het geld goed besteedt en zo snel mogelijk naar ons terugkeert. Misschien zal iemand erom lachen dat ik me zoveel zorgen maak om de wijn. Ik zou ook zelf lachen als ik niet zo vaak was gewaarschuwd door onmiddellijk gevaar. Ik ben teruggeroepen naar mijn vaderland door koningin Maria, de keizer, de grootkanselier en de hertog van Aarschot;Ga naar voetnoot4. er is zelfs een reisgeld van 300 gulden toegestuurd en een even groot jaarsalaris is vastgesteld. De paarden stonden al klaar en ik had me opgemaakt voor de reis. Maar mijn ziekelijkheid dwingt me de lente af te wachten. De rest zul je vernemen van Cousin, die tweemaal de jouwe en eenmaal de mijne is. Al zo lang snakken we eerder naar kerkelijke eendracht dan dat we erop hopen. In elk geval heb ik daartoe aangespoord; ik denk dat Gilbert je het boekGa naar voetnoot5. zal laten zien. Ik hoop dat het je zo goed gaat als maar mogelijk is. Gegeven te Freiburg im Breisgau, op 12 oktober in het jaar 1533 na de geboorte van Christus |
|