De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2860 Aan Nicolaus Olahus
| |
[pagina 188]
| |
plaats van mijn gebroken en afgepeigerde lichaam in een evident levensgevaar te storten. Ik heb Lieven vooruitgestuurd om mij daarginds met behulp van trouwe vrienden een nest gereed te maken waar ik me meteen kan terugtrekken. Ik vraag me af wie op het idee is gekomen dat Lieven in Dole het reisgeld zou ontvangen. Het had aan de Fuggers of aan Schets kunnen worden uitbetaald, dan had ik het hier met een kwitantie kunnen verkrijgen. Nu verlies ik meer dan zestig van de driehonderd gulden, want de kroon staat hier op 37, in Dole op 47.Ga naar voetnoot1. Als er soms vrees bestond voor het gevaar onderweg: Lievens terugreis uit Dole duurde zes dagen, langs een allerminst veilige route. Vrouwe Margareta had me onder gunstiger voorwaarden teruggeroepen dan nu het geval is. Maar als ik door niets anders was uitgenodigd dan door de vrijgevigheid van het hof, zou ik geen voet verzetten. De vaderlandsliefde trekt me aan. Als er iets zal voorvallen waardoor ik hier moet overwinteren, kun je me met de westenwind en de eerste zwaluw verwachten, enigszins aangesterkt naar ik hoop. De voornaamste oorzaak van mijn gekwakkel was de mij toegestuurde Bourgondische wijn, die mij misselijk maakte en een vijand voor mijn maag was. Nu wordt voor zachtere wijn gezorgd. Maar als de noodzaak die zelfs de goden niet bevechten, zoals het spreekwoord zegt,Ga naar voetnoot2. niet toestaat dat ik hier opbreek, zal ik verder het reisgeld retourneren, zodat niemand mij ervan kan verdenken het minste bedrag te hebben verduisterd. Niettemin is mij krachtens de toelage van de keizer inmiddels een bedrag verschuldigd van 3300 Franse ponden en zelfs nog iets meer. Om veel redenen is het niet verstandig hier mijn anker te lichten als ik geen testament heb gemaakt, wat in deze stad voor vreemdelingen heel lastig is. Hiermee ben ik al lange tijd in de weer en ik ben er nog niet mee klaar. Ik vraag je met klem, beste Olahus, onze Lieven te blijven aanmoedigen zoals je begonnen bent, totdat hij een positie met vaste vooruitzichten heeft. Hij is jou al veel verschuldigd en ik ook, om zijnentwil. Breng de weldaad van jouw welwillendheid tot een goed eind. Aan de zeer doorluchtige koningin schrijf ik nu niet, hoewel Lieven hierop aandrong. Andere zaken vragen mijn aandacht. Het ga je goed, beschermheer zonder weerga. Freiburg, 23 augustus 1533 |
|