De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2856 Van Christoph von Stadion
| |
[pagina 184]
| |
blijkt te hebben, moet u dat dan ook niet mij aanrekenen maar veeleer degenen die het mij hebben verkocht. U zult het me niet kwalijk nemen dat de paarden zonder behoorlijke uitrusting naar u toe komen, aangezien te weinig tijd beschikbaar was om ze op te tuigen, maar om te voorkomen dat u voor dat verzuim een andere reden vermoedt, stuur ik u via Lieven 40 kronen, waarmee u ze naar uw goeddunken kunt toerusten. Dat de religieuze onenigheid wordt beslecht met de middelen waarvan sprake is in uw brief,Ga naar voetnoot2. wordt volgens mij alleen maar verhinderd doordat degenen wier taak dit is, eerder hun eigen zaak dan die van God behartigen. Gaf God ons maar zoveel genade dat wij eindelijk onze blindheid inzien. Wat betreft de tragedie van Béda kan men zich afvragen waarom de theologen van de Sorbonne zo blind zijn geworden dat ze niet toestaan dat ook maar iets van de oude godsdienstige regels wordt afgeschaft. Nu zijn verbanning hun reputatie aanzienlijke schade heeft toegebracht, zullen ze eindelijk beseffen dat Christus nog leeft. Uw uitleg van het Credo wordt aanbevolen door iedereen die het heeft gelezen. Daarom is er geen reden om mijn oordeel af te wachten. Wat voor zichzelf spreekt, hoeft niet door een ander te worden beoordeeld. Er is een brief gekomen die zegt dat de vrede tussen Ferdinand en de Turken in werking is getreden, maar over de voorwaarden wordt niets vermeld. De inwoners van Augsburg weifelen nog wat de religie betreft, zij het dat ze eerder tot de Zwingliaanse dat de Lutherse sekte lijken over te hellen. Dat God, die u voor lange tijd ongeschonden voor ons moge bewaren, alles tot een goed einde mag brengen. Dillingen, 8 augustus in het jaar enz. '33 Uw bisschop van Augsburg, eigenhandig geschreven Aan de zeergeleerde theoloog Erasmus van Rotterdam, zijn vriend. Te Freiburg |
|