De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd2857 Van Ulrich Zasius
| |
[pagina 185]
| |
om je te laten zien dat ik je althans mijn diensten wilde bewijzen met minderwaardige en geestdodende zaken, omdat ik het met iets beters niet kan. Met grote blijdschap verneem ik dat je je nu bezig houdt met de psalmen, want na jouw zeer geslaagde vertaling van het evangelie (waaraan ik dagelijks een hartelijk genoegen beleef) kon je voor de christelijke gemeenschap geen nuttiger werk verrichten dan de duistere passages uit de psalmen op te helderen. Ik leg me inderdaad op geen ander gebed toe (om jouw term te gebruiken)Ga naar voetnoot2. dan op het Boek der Psalmen, ook al begrijp ik dat maar voor een klein deel. Als je dus van plan bent ook de overige psalmen toe te lichten (zoals je dat met de eerste, de tweede en de achtentwintigste hebt gedaan),Ga naar voetnoot3. moge dan God jouw krachten en geestvermogens ondersteunen, zodat je niet alleen welbespraakt, maar ook vruchtbaar zult voortgaan. Maar je klaagt over het helaas aldoor slechte weer en een helaas zwart jaar. Wat anders is de belemmering van jouw studies, of die nu door de slechtheid van het weer of van de mensen wordt teweeggebracht, dan de dreiging van schipbreuk voor de hele literatuur? We zouden een actio popularisGa naar voetnoot4. moeten instellen (die bij ons juristen dikwijls voorkomt) tegen het weer, de aarde, de mensen en alles wat ademt, waarmee we jou rust bezorgen. Maar laat het niet gebeuren, goddelijke held, dat jouw geestelijke rust op enige manier wordt aangetast door van buiten komende woelingen. Wij varen allen in hetzelfde schip ‘op deze zee die groot en wijd van ruimte is’, zoals de psalm zegt,Ga naar voetnoot5. en het is geen wonder als we soms gezamenlijk door stormen worden getroffen. Maar dit is meer dan genoeg over dit onderwerp. Want jij zult voorschrijven - niet aan jou bekende theologen maar aan ons, halve heidenen - wat in dergelijke omstandigheden moet gebeuren. Wat betreft je assistentenGa naar voetnoot6. leef ik van harte met je mee, maar je moet je tegen dergelijke lotgevallen ‘manmoediger teweerstellen’.Ga naar voetnoot7. Het ga je goed en blijf me genegen; je kunt erop rekenen dat ik voor jou en jouw genoegen zo nodig alles zou uitgeven wat ik bezit. De geleerde Wilhelm Gamshorn, een doctor in de rechten die onlangs hier was, schreef me dat de koning van | |
[pagina 186]
| |
Frankrijk door het noodlot was getroffen,Ga naar voetnoot8. zo had hij althans vernomen, zodat het niet voor niets was dat binnen een jaar twee kometen zijn verschenen. Nogmaals, het ga je goed. 11 augustus in het jaar enz. '33 Neem deze vanuit het bad gedicteerde brief ten goede. Van harte de jouwe, Ulrich Zasius, doctor in de rechten Aan de grote Erasmus, goddelijke held, vorst van alle betere goddelijke en menselijke letteren, zijn zeer eerbiedwaardige leermeester |
|