De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986
(2020)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdDesiderius Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte heer Julius Pflug, gegroetHoezeer de huidige, aldoor naar erger afglijdende onenigheid u verdriet en hoe hartstochtelijk u verlangt naar de kerkelijke eendracht die door alle vrome geesten wordt gewenst, hooggeachte Julius, blijkt genoegzaam uit uw vele | |
[pagina 176]
| |
brieven aan mij die altijd hetzelfde liedje zingen en het klemmende verzoek bevatten dat ik mij opwerp om de storm tot bedaren te brengen. Hoewel u met niet minder terughoudendheid zou handelen wanneer u een pygmee zou vragen in plaats van Atlas het hemelgewelf te dragen, staat u me toch geen enkele verontschuldiging toe. U vergist zich geweldig, beste Julius, doordat u me niet goed kent. Maar hoe groter uw vergissing, hoe meer die blijk geeft van uw buitengewone plichtsbesef jegens het huis van God, waarin u niet de minste plaats bezet, en dat volkomen terecht doet op grond van uw voortreffelijke kwaliteiten, die u des te meer sieren omdat u zich er geenszins op laat voorstaan, maar de vrijgevigheid van de Heer erkent. Als de christelijke gemeenschap veel dergelijke mannen zou tellen, zou de huidige opschudding ofwel niet bestaan, ofwel allang tot rust zijn gekomen. Intussen zit ik zelf zogezegd in de knel,Ga naar voetnoot1. in die zin dat ik uw verzoek niet mag weigeren en niet bij machte ben eraan te voldoen, maar ik heb een middel gevonden waarmee ik u voortaan iets gunstiger kan stemmen. Ik heb psalm 83 behandeld, waarin de Heilige Geest ons de kerkelijke eendracht met nadruk aanbeveelt. Het helpt veel als iemand een aanmoediging laat horen in dit soort zaken, waarin ons handelen grotendeels afhankelijk is van goede wil die het nooit aan Gods genadige bijstand pleegt te ontbreken. Als Christus zich verwaardigt ook te geven dat de liefde voor de vrede in de kerk, waarvan u zo nadrukkelijk vervuld bent, zich in ieders hart verbreidt, zal het niet lang meer duren voordat wij geen vergeefse moeite meer hoeven doen - u door te smeken, ik door te weigeren - maar elkaar kunnen gelukwensen. Maar ik zal uw aandacht niet langer afhouden van de psalm. Gegeven te Freiburg, 31 juli 1533 |