De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

2848 Van Nicolaus Olahus
Brussel, 25 juli 1533

Nicolaus Olahus, thesaurier van Székesfehérvar enz., aan Erasmus van Rotterdam

Jouw Quirinus is twee dagen geleden uit Engeland naar me teruggekeerd na al jouw zaken daarginds te hebben afgehandeld, zoals hij me zei. Ik heb hem geen uitvoerige brief voor je meegegeven, want ik had je eerder al via Lieven^1. van alles op de hoogte gesteld, zowel per brief als in mondelinge berichten. Ik ben in afwachting van je terugkeer; dat die goed en gelukkig mag verlopen! Ik behartig op het ogenblik de zaak van Pieter van Montfoort,^2. voor zover ik kan. Wat de commanderij betreft, lijkt het raadzamer en veiliger dat hij tot overeenstemming komt met de ander die in zijn afwezigheid ervoor gezorgd heeft te worden verkozen als opvolger van de nog levende commandeur.^3. De proosdij van Haarlem is nu in behandeling; over deze en andere geestelijke ambten heeft de keizer ik weet niet wat voor raderen in beweging gezet, zoals men zegt,^4. zodat vacatures aan bepaalde aangewezen personen worden toebedeeld. Als er niets tussenkomt, is er hoop dat de zwaargewicht die ons beiden zeer dierbaar is, zijn wens vervuld zal zien. De koningin vertrekt overmorgen voor een rondreis door Vlaanderen waar ze twee of drie maanden zal blijven, geloof ik. Mocht het gebeuren dat jij daarheen terugkeert, stuur dan Lieven vooruit.

Het ga je goed. Brussel, 25 juli [1531]

1. Lieven Algoet.

2. Zie brieven 2812 en 2813.

3. Wouter van Amstel van Mynden was commandeur van 1527 tot 1536.

4. Vgl. Adagia 3309.