2847 Aan Fridericus Nausea
Freiburg, 25 juli 1533
Erasmus van Rotterdam aan de hooggeachte heer Fridericus Nausea, gegroet
Nooit heb ik enige woede tegen je gekoesterd, waarde en dierbare Nausea, maar ik ben je voortdurend welgezind geweest. Met je omstandige verontschuldigingen voor je stilzwijgen heb je moeite gedaan die geheel onnodig was.Ga naar voetnoot1. Ik meet een vriendschap niet af aan het briefverkeer. Ook mensen die nauwelijks bevriend met mij zijn, schrijven mij steeds opnieuw, zodat ik bijna word begraven onder de brieven. Ik heb alleen maar vermoed dat mijn aansporingGa naar voetnoot2. je niet was bevallen, al was die niet zonder reden in me opgekomen. Als die je goedkeuring niet kan wegdragen, liet die althans zien dat ik jouw belangen behartig, anders had ik je niet aangespoord. Wat gaat mij het immers aan wat iemand schrijft?
Om diverse redenen is me duidelijk geworden dat de kardinaal van TrenteGa naar voetnoot3. werkelijk is zoals jij verkondigt. Het verheugt me dat je zo goed bij hem staat aangeschreven dat je mijn aanbeveling niet nodig hebt. Ik wens je bovendien geluk met je toelating tot het hof van de voortreffelijke vorst,Ga naar voetnoot4. voor wie ik hoop dat het hem eens beter zal vergaan, want er valt niets te verzinnen dat gezegender is dan zijn geest. Aan de kardinaal heb ik vroeger al Irenaeus opgedragen.Ga naar voetnoot5. Mocht er nog een werk verschijnen dat voor hem geschikt