De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

[p. 172]

2849 Van Jakob Jespersen
Brussel, 25 juli 1533

Hartelijk gegroet. Heel kort geleden heb ik je geschreven via onze wederzijdse vriend Lieven,^1. allerbeste Erasmus, zodat ik niet denk dat nu veel omhaal van woorden nodig is om met jou ter zake te komen. Meester Pieter van Montfoort, de zwaargewicht, zegt dat je nog altijd wrevel tegen me koestert vanwege een brief die ik aan Aleandro heb getoond. Toch heeft mijn heer je al een jaar geleden geschreven dat ik geen brief van jou aan Aleandro heb laten zien; ik heb dat ook zelf geschreven. Ik mag ellendig aan mijn einde komen, getroffen door de bliksem of genageld aan het kruis, als ik die ooit aan Aleandro heb getoond of te lezen heb gegeven, zoals ik je ook vroeger uitvoerig heb geschreven, want wie jou dit heeft verteld of geschreven, liegt op schandalige wijze, mijn beste Erasmus. Overigens zien hier alle goede mensen en je vrienden reikhalzend uit naar jou en je aankomst in dit land. Zorg dus dat ze je niet langer vergeefs afwachten en het ga je goed.

Brussel, op de feestdag van Sint-Jacobus 1533

Je Jakob Jespersen van Aarhus in Denemarken, verblijvend bij Nicolaus Olahus

Aan de hooggeachte heer Erasmus van Rotterdam, zijn verreweg dierbaarste vriend. Te Freiburg

1. De brief is niet bewaard gebleven, evenmin als de brieven genoemd in het vervolg.