2844 Van Joost Sasbout
Den Haag, 14 juli 1533
Hartelijk gegroet. Uw assistent Quirinus Hagius heeft me op 12 juli jongstleden uw briefGa naar voetnoot1. overhandigd, geschreven in Freiburg op 24 april. Ik ben u in niet geringe mate dankbaar voor het feit dat u zich mij herinnerde en u zo goed bent geweest daarvan zelfs blijk te geven met een brief. Hopelijk krijg ik de gelegenheid, als u dat niet bezwaart, u een wederdienst te bewijzen en de bereidwilligheid te tonen ik u toedraag.
Ons Holland wordt geteisterd door vele plagen. Allereerst heeft Neptunus het land wijd en zijd ofwel geheel onderworpen aan zijn heerschappij, ofwel een zodanig verdrag ermee gesloten dat het voor altijd schatplichtig aan hem lijkt te zijn geworden. Vervolgens heeft Lübeck met haar bondgenoten de oorlog verklaard aan de Hollanders alleen, die dit jaar al beroofd zijn van de voordelen van de zeevaart, terwijl de naburige gewesten, eveneens onderworpen aan de keizer, intussen blijven varen alsof ze niet dezelfde vorst hebben. Bovendien wordt het volk verscheurd door sekten, wat het ergste is van alles; om te voorkomen dat de opkomende sekten uitgroeien tot iets reusachtigs, worden ze zoveel mogelijk te vuur en te zwaard in bedwang gehouden. Werkelijk alles is in beweging en het is niet duidelijk waar de redding en de rust vandaan moeten komen. Het enige wat rest is dat de Heer zich verwaardigt genadig op ons toe te zien.
Ik wens u een altijd kalme ouderdom toe, zodat de geletterden en de geleerden daarvan steeds grotere vruchten plukken. Het ga u goed, evenals allen die u goed gezind zijn.
Den Haag, 14 juli 1533
Joost Sasbout, van harte de uwe
Aan de voortreffelijke hoogleraar in de heilige letteren Desiderius Erasmus van Rotterdam, te Freiburg im Breisgau