De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 19. Brieven 2751-2986

2827 Aan Bonifacius Amerbach
Freiburg, 21 juni 1533

Aan de hooggeachte heer Bonifacius Amerbach, te Bazel

Hartelijk gegroet. Ik was niet van plan te antwoorden op je brief,^1. omdat je me zegt dat ik de volgende dag Trübelmann moet afwachten, als deze oude man^2. er niet op had aangedrongen iets voor je te doen. Meteen toen het weer aangenamer werd, begon de pijn af te nemen, die niettemin nog steeds mijn linkerbeen kwelt: licht in de voet, nog lichter in de heup, wisselend in de knie, maar toch altijd draaglijk.

Velen hier zijn ziek, onder wie Zasius, Emmeus en mijn theoloog.^3. Ik zou allang zijn hersteld als ik van twee gunstig gezinde goden, Jupiter en Bacchus, gebruik had kunnen maken.^4. Als het je schikt de aanstaande vrije dagen hierheen te komen, zou dat voor mij buitengewoon aangenaam zijn en zelfs bijna noodzakelijk. Ik hoop dat voor jou, mijn grote vriend, en voor allen die je dierbaar zijn alles naar wens gaat.

1. Deze brief is niet bewaard gebleven.

2. Mogelijk Felsenmeyer.

3. Ludwig Baer.

4. Bedoeld is: als het weer en de wijn beter waren geweest.

[p. 146]

Freiburg, 21 juni 1533

Erasmus van Rotterdam, in alles de jouwe