2813 Aan Nicolaus Olahus
[Freiburg], 1 juni 1533
Erasmus van Rotterdam aan Nicolaus Olahus, secretaris van de doorluchtige koningin
Als bezorger dezes, Pieter van Montfoort, aan jou even goed bekend is als aan mij, is hij je ongetwijfeld ook even dierbaar. Mij is hij namelijk buitengewoon dierbaar vanwege de voortreffelijke aangeboren en verworven kwaliteiten die ik in de huiselijke omgang met hem heb leren kennen. Vermoedelijk heb jij die nog duidelijker gezien, aangezien je een betere waarnemer bent, en naar ik meen hecht je er bovendien sterker aan, omdat je vriendelijker bent dan ik en meer waardering hebt voor iemands kwaliteiten.
Ook de keizer lijkt de man te hebben doorgrond, want hij heeft hem uit eigen beweging en gratis een belangrijke taak toegewezen, al was hij volgens mij een nog groter geschenk waard. Maar jij, die goed op de hoogte bent van hoe het aan vorstenhoven toe gaat, weet wel dat vele harpijen naar dergelijke prooien happen en dat niet zelden de deugd het moet afleggen tegen de verdorvenheid. Bij de keizer en bij diens zuster Maria staat hij even hoog aangeschreven, zodat ik geen enkele twijfel heb dat zijn zaak bij gunstige wind en getij wordt behandeld. Toch stevent men sneller op de gewenste haven af als een geschikte aanbeveling bij wijze van roeiriem de vaart bespoedigt. Ik zou je met klem vragen die taak op je te nemen als ik er niet op zou vertrouwen dat jij dit allang uit jezelf had gedaan. De tegenspoed van jouw Erasmus kun